4.1 herhaling
1 / 26
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
In welk jaar viel Polen Duitsland aan?
A
1919
B
1929
C
1939
D
1949
Slide 13 - Quiz
Hoe noem je die snelle oorlog die Duitsland voerde?
Slide 14 - Open question
De Blitzkrieg was mogelijk omdat Duitsland veel goede wegen en spoorlijnen had aangelegd.
A
Waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Wat betekent capituleren?
A
Je overgeven
B
Je verzetten
C
Samenwerken met de Duitsers
D
Niks doen
Slide 16 - Quiz
Noem een voorbeeld van discriminerende wetten naar de Joden
Slide 17 - Open question
Er werden niet alleen Joden vermoord in de Tweede Wereldoorlog
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Wat is een ander woord voor de haat tegen Joden?
A
Holocaust
B
Haatzaaiing
C
Propanga
D
Antisemitisme
Slide 19 - Quiz
Er worden in totaal ongeveer 6 miljoen Joden vermoord in WOII, hoe heet deze massamoord?
A
Holocaust
B
Auschwitz
C
Stalingrad
D
D-day
Slide 20 - Quiz
De eerste grote Duitse nederlaag is bij Stalingrad
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Operation d-day vindt plaats in Normandië
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Wat is een razzia?
Slide 23 - Open question
De Joden werden grootschalig om het leven gebracht. Wat is de juiste volgorde?
A
Opgepakt, doorvoerkamp, vernietigingskamp
B
doorvoerkamp, opgepakt, vernietigingskamp
C
Opgepakt, vernietigingskamp, doorvoer kamp
D
vernietigingskamp, opgepakt, doorvoerkamp
Slide 24 - Quiz
Welke Nederlandse stad werd gebombardeerd?
Slide 25 - Open question
Het noorden van Nederland werd eerst bevrijd door de geallieerden
A
waar
B
niet waar
