Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:
- als het eerste deel geen meervoud heeft
tarwebrood, benzinegeur
- als het eerste deel een meervoud op -s en op -(e)n heeft
groenteboer, geboortecijfer
- als het eerste deel het tweede deel versterkt:
reuzeleuk, apetrots, beregoed
- als er van het eerste deel maar één bestaat:
Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk