Spelling blok 2 2KT

Spelling - Blok 2
2KT
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling - Blok 2
2KT

Slide 1 - Slide

Wat voor soort werkwoord is het werkwoord?

Hij (verven) vorige week zijn kamer blauw.

Slide 2 - Open question

Hoe schrijf je het werkwoord en hoe weet je dat?

Hij (verven) vorige week zijn kamer blauw.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

De gevangene (ontsnappen) uit de gevangenis.
A
ontsnapte
B
ontsnaptte
C
ontsnapde
D
ontsnapdde

Slide 5 - Quiz

Ik (wachten) op de trein van 9.00 uur.
A
wachte
B
wachtte
C
wachtde

Slide 6 - Quiz

Hij (vergroten) de foto van zijn hond.
A
vergrote
B
vergrotte
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 7 - Quiz

Mijn moeder (mixen) het beslag.
A
mixte
B
mixde
C
mixtte
D
mixdde

Slide 8 - Quiz

De ministers (dubben) de hele nacht over de beslissing.
A
dubde
B
dubden
C
dubte
D
dubten

Slide 9 - Quiz

1. Wat voor soort werkwoord is het werkwoord tussen haakjes?
2. Schrijf erbij hoe je dit werkwoord vervoegt.

Gino heeft een mop (vertellen).

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat moet er op de puntjes staan?

Onze school heeft niet bezuinig... op laptops.
A
d
B
t
C
dt

Slide 12 - Quiz

Wat moet er op de puntjes staan?

De reddingswerkzaamheden werden
belemmer... door het slechte weer.
A
d
B
t
C
dt

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je dit soort woorden?

boekenplank - schoenendoos - kastanjeboom

Slide 14 - Open question

Theorie (samenstellingen)
= van bestaande woorden een nieuw woord maken

Basisregel = als het linkerdeel van de samenstelling alléén een meervoud heeft op -(e)n, schrijf
                           dan -(e)n!!


eik + boom                                               kat + bak
blinde + school                                      krant + kop
hart + wens                                              dakloze + krant
peer + boom                                            kip + vel

Slide 15 - Slide

Wat is de basisregel
voor de tussen -(e)n?

Slide 16 - Open question

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:
- als het eerste deel geen meervoud heeft     
tarwebrood, benzinegeur
- als het eerste deel een meervoud op -s en op -(e)n heeft     
groenteboer, geboortecijfer
- als het eerste deel het tweede deel versterkt:
 reuzeleuk, apetrots, beregoed
- als er van het eerste deel maar één bestaat:
 Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk

Slide 17 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 18 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 19 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnenstraal
B
zonnestraal

Slide 20 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 21 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 22 - Quiz

En nu werken jullie!

Slide 23 - Slide