les 8

1 / 20
next
Slide 1: Slide
OndernemenMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Even kijken 
wat we nog weten 
van de vorige lessen

Slide 2 - Slide

Wat zijn behoeften?
A
Alles wat je nodig hebt.
B
Alles wat je zelf hebt.
C
Alles wat je graag wil hebben.
D
Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Slide 3 - Quiz

Consumeren is …
A
Een bedrag opzijleggen voor een latere grote aankoop
B
Iets maken waarmee je in je eigen behoefte kan voorzien
C
het kopen van goederen of diensten
D
Invloed uitoefen op andere mensen om iets te kopen

Slide 4 - Quiz

Produceren is
A
verkopen aan consumenten
B
het maken van goederen
C
het leveren van diensten
D
het maken van goederen en het leveren van diensten

Slide 5 - Quiz

Onbetaalde productie
Betaalde productie

Slide 6 - Drag question

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het meest belangrijk vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het minst leuk vindt

Slide 7 - Quiz

Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Behoeften die je leven prettiger maken.
Behoeften die je leven beter maken.
Behoeften om in leven te kunnen blijven
Noodzakelijke behoeften.

Slide 8 - Drag question

Goederen
Diensten

Slide 9 - Drag question

Primaire behoeften
secundaire behoefte

Slide 10 - Drag question

Doel van de meeste ondernemers
=
winst

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

2

Slide 13 - Video

Rekenopgave:

Van een winkel zijn over 2018 de volgende gegevens bekend:

- Afzet 3000 stuks
- Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-
- Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-
- Loonkosten € 30.000,-
- Overige kosten € 25.000,-


          Bereken de BRUTOWINST en de NETTOWINST.







Slide 14 - Slide

Uitwerking:

Omzet                 

Inkoopwaarde 

---------------- -                                                                            

BRUTOWINST                                                   

Bedrijfskosten 

---------------- -                                                                                 

NETTOWINST                                                     

Slide 15 - Slide

00:42
De afzet was
A
300 zonnebrillen
B
€ 300,-

Slide 16 - Quiz

00:58
Gegeven:
  • afzet = 300 zonnebrillen
  • verkoopprijs € 20,-
  • inkoopprijs € 11,50
  • totale bedrijfskosten € 1.800,- 

Slide 17 - Slide

Uitwerking

Omzet                  =  3000 x 75,-                    =  € 225.000,- 

Inkoopwaarde  =  3000 x 35,-                   =  €  105.000,-    

                                                                                  ------------- -

BRUTOWINST                                                    =  € 120.000,- 


Slide 18 - Slide

Uitwerking

Omzet                  =  3000 x 75,-                    =  € 225.000,- 

Inkoopwaarde  =  3000 x 35,-                   =  €  105.000,-    

                                                                                  ------------- -

BRUTOWINST                                                    =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  30.000,- + 25.000,-   =  €   55.000,-     

                                                                                  -------------- -

NETTOWINST                                                    =   €   65.000,-

Slide 19 - Slide

Rest van de les: maken de 7 opdrachten 
in de classroom bij les 8

Slide 20 - Slide