Mens en Activiteit Kennismaken met verschillende doelgroepen

1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar 
Welkom klas! In 5 minuten starten we de les!
Jassen aan de kapstok 
Oortjes in de tas 
Mobiel in de Zakkie
Schoolspullen op tafel 
Laptop dicht op tafel
Tas van tafel 
timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kennismaken met verschillende doelgroepen 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weten we nog
van vorige les?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

lesdoelen 
Aan het einde van deze les...

  • je kent verschillende doelgroepen en je kan voorbeeld hiervan geven.
  • je kan een activiteitenplan beschrijven 
  • je begrijp hoe je een draaiboek moet maken en kan zelfstandig eentje maken

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doelgroepen
  • Baby's
  • Dreumer 
  • Peuters
  • Kleuter
  • Schoolkind 
  • Tiener 
  • Jongeren 
  • Jongvolwassen 
  • Volwassen 
  • Ouderen
  • Mensen met een beperking  
Kenmerken
- Leeftijd
- Hobby's
- Beperking
- Geslachtskenmerken  

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Organisaties 
  • Kinderopvang 
  1. Kinderdagverblijf: 0-6 jaar 
  2. Peuterspeelzaal: 2-4 jaar 
  3. Buitenschoolse opvang (bso): 4-13 jaar 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Dagbesteding 
  • Activiteitencentra: mensen zonder baan 
  • Medisch kinderdagverblijf: kinderen met ernstig handicapt of ziekte
  • Centra voor dagbesteding: dagbesteding voor verschillende doelgroepen. (recreatieve activiteiten) 
  • Zorgboerderijen: mensendieck niet meer zelfstandig kunnen wonen. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Activiteiten aanbieden aan een groep

 Homogene groepen: Zelfde kenmerken, bijvoorbeeld: zelfde leeftijd & zelfde geslacht

 Heterogene groepen: Verschillen zijn groter, bijvoorbeeld: Leeftijdsverschil, verschillende geslacht


Verticale groep: Niet iedereen is even oud. Bijvoorbeeld 0 t/m 4 in een groep



Horizontale groep: Iedereen is even oud. Bijvoorbeeld alleen baby's in de zelfde groep.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek 
Grote bewegingen

Bijvoorbeeld:
  • Lopen
  • Zwemmen
  • Fietsen
  • Rennen
  • Traplopen
Fijne Motoriek
Kleinere bewegingen die je met je handen en vingers maakt. 

Bijvoorbeeld:
  • Tekenen 
  • Schrijven

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Activiteit organiseren
waar denk je aan?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Het draaiboek
Is een groot schema dat je helpt bij het organiseren.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Onderdelen draaiboek - de 7 W's
1. WAAROM
2. WIE
3. WAT
4. WAAR
5. WANNEER
6. WELKE manier (hoe)
7. WAT daarna (evalueren)

Slide 13 - Slide

1. WAAROM? Voor welke gelegenheid bv.? Naar aanleiding van de gevonden reden(en) bepaal je wat voor een activiteit je gaat organiseren.
2. WIE? Voor wie, welke leeftijdsgroepen wil je een activiteit gaan organiseren?
3. WAT? Wat doen? Dit heeft te maken wat voor een doelgroep c.q. leeftijdsgroep je voor ogen hebt. 
4. WAAR? Als je weet wat voor een activiteit voor wie gaat organiseren moet je gaan plannen waar je deze activiteit kunt gaan houden. Houdt hierbij rekening met de doelgroep. 
5. WANNEER? Je moet hierbij rekening houden met bijv.: (School)vakanties, beschikbaarheid van de accommodatie zelf, wordt er nog meer georganiseerd op dat moment? En houd rekening met de voorbereidingstijd die je nodig hebt!
6. WELKE manier? Hoe en op welke manier ga jij deze activiteit op dat tijdstip in die accommodatie met deze groep mensen organiseren? 
De eerste vijf W’s zijn snel te beantwoorden. Maar hoe je de activiteit gaat organiseren gaat niet zo snel. Daar komt veel meer bij kijken! Hier kom ik in de volgende sheet op terug. 
7. WAT daarna? Als de activiteit afgelopen is, is de organisatie nog niet afgelopen. Want er moet nog opgeruimd worden, maar het nabespreken (evalueren) van de activiteit is eigenlijk nog belangrijker. Waarom? Omdat je n.a.v. de evaluatie weer kunt leren voor een volgende keer. Kom ik straks op terug. 
Waarom is een
draaiboek
handig?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Waarom is een draaiboek handig?
Je weet wat iedereen doet en welke taak hij heeft.
Je weet wat je van tevoren moet aanschaffen/ bestellen.
Je weet precies de hoeveelheid mensen die komen.
Je weet de doelgroep.
Je weet hoelang de voorbereiding duurt
Je weet wie de uitvoering doen en wie het organiseert.
Je weet de plaats en datum.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Opdrachtbeschrijving 
De opdracht krijg je van je docent. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


Schrijf 3 dingen die je vandaag had geleerd

Slide 18 - Open question

This item has no instructions


Stel 1 vraag die je nog niet hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Welke doelgroen zijn er ?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Welke antwoord is fout?

Activiteiten zijn belangrijk...
A
omdat je andere mensen ontmoet
B
Er is eten erbij
C
om te ontspannen en om je zorgen te vergeten
D
om regelmaat in je dag te vinden

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke leeftijd is de opvang bij het kinderdagverblijf

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Welke antwoord hoor bij BSO
A
BSO is voor opvang van zieke kinderen
B
BSO is voor opvang kinderen tussen 4 en 13 jaar
C
BSO vangt kinderen voor en na schooltijd op
D
BSO vangt kinderen op in de middagpauze

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen grove en fijne motoriek?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Afsluiting:
Lesevaluatie.
Vooruitblik volgende les.
Huiswerk.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions