Le verbe avoir

Le verbe avoir
We gaan even oefenen!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Le verbe avoir
We gaan even oefenen!

Slide 1 - Slide

Avoir
A
zijn
B
hebben
C
doen/maken
D
gaan

Slide 2 - Quiz

Avoir: dit werkwoord is...
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 3 - Quiz

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
nemen
ai
avez
as
a

Slide 4 - Drag question

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 8 - Quiz

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir'  hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft 
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben

Slide 9 - Drag question

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 11 - Quiz

Ik begrijp hoe ik het werkwoord avoir moet vervoegen.
Oui, c'est facile (makkelijk)! :)
Ça va... (het gaat wel)
Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Slide 12 - Poll

Vul aan met avoir.
J'.....

Slide 13 - Open question

Vul aan met avoir.
Tu.....

Slide 14 - Open question

Vul aan met avoir.
Elle.....

Slide 15 - Open question

Vul aan met avoir.
Nous.....

Slide 16 - Open question

Vul aan met avoir.
Vous.....

Slide 17 - Open question

Vul aan met avoir.
Ils/elles.....

Slide 18 - Open question

Vul aan met avoir.
Patrick.....

Slide 19 - Open question

Vul aan met avoir.
Louise et Emma.....

Slide 20 - Open question