(2) Spelling:werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n), -tte(n)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

• Ga rustig zitten 
• Telefoon in je tas
• Pak je spullen

10 minuten lezen

Vandaag 

1. Spelling:werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n), -tte(n)
2. In duo's vraag beantwoorden
3. Zelf aan de slag

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 

WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 

Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!

Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 

Lesdoel

Ik kan de werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) of -tte(n) juist spellen

Startopdracht in duo/trio's

• Wat?  Maken startopdracht bladzijde 126
• Klaar? Opdracht 1 tot en met 5

Kijk eens naar de volgende zinnen

De docent test de regel

De docent testte de regel

De docent heeft de regel getest

De docent gaat de regel testen

De geteste regel

Wat valt je op?

Verschillende vormen

Een werkwoord kan op verschillende manieren geschreven worden. Hieronder gaat het over het werkwoord "testen"

• De docent test de regel (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
• De docent testte de regel (persoonsvorm verleden tijd)
• De docent heeft de regel getest (voltooid deelwoord)
• De docent gaat de regel testen (infinitief)
• De geteste regel (bijvoeglijk naamwoord)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

ik                                                    stam

jij                                                    stam + t

hij/zij/het                                   stam + t

wij/jullie                                      hele werkwoord

...........                      jij ?              stam (zonder -t dus!)

Persoonsvorm verleden tijd

• Sterke en zwakke werkwoorden

• Sterke werkwoorden: je kunt de spelling horen (zwemmen, zwom, gezwommen)

• Zwakke werkwoorden: ex-kofschip

Infinitief

• hele werkwoord
• woordenboekvorm (zoals je het werkwoord in een woordenboek zou kunnen opzoeken)

Bijvoeglijk naamwoord

• schrijf je zo kort mogelijk

de vergoede schade

het geteste vuurwerk

Maar let op:

de gewitte muur

het geredde meisje

Ik .... van spruitjes.

1. houd
2. hout
3. houdt
4. houden

Hij ... niet van spruitjes

1. houd
2. hout
3. houdt
4. houden

De kinderen ... van aspergesoep.

1. houd
2. hout
3. houdt
4. houden

... jij van bami ?

1. houd
2. hout
3. houdt
4. houden

weigeren (tt)
De hond ... te gehoorzamen.

lachen (tt)
De kleuter ... om de clown.

verrassen (bn)
Het ……. kind kreeg een doos chocola.

peinzen (tt)
De oude man ... over zijn voorbije jeugd.

glijden (tt)
... jij niet uit over die gladde tegels?

glijden (tt)
... je oom niet uit over die gladde tegels?

vergoeden (vt)
De organisatoren ... alle onkosten.

vergoeden (tt)
... hij alle onkosten ?

vergoeden (tt)
De man moest alle schade ...

(Individueel) zelf aan de slag

Spelling h4 werkwoordsvormen

- Lees de theorie op blz. 126

- Maken opdracht 1 tot en met 5