P4Les13 16-06

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

BIENVENIDOS

La planificación de esta semana

Lunes 

No hay clase

Miércoles

Repetir unidad 3 y unidad 4

Jueves

No hay clase

Importante

Importante

Doordat er veel lesuitval is geweest hoef je van unidad 4 alleen de futuro actief te leren en toe te passen. Alle andere grammatica hoef je niet actief te leren, maar kan bijvoorbeeld wel in een leestekst aan de orde komen.

Imperativo: bailar (usted)

Imperativo: poner (ustedes)

Imperativo: hacer (tú)

imperativo: venir (vosotros)

imperativo: vivir (usted)

El imperativo afirmativo

Gramática pag. 46 

De imperativo hebben we ook al gehad in unidad 5 van Gente Joven 2

El imperativo afirmativo

De bevestigende imperativo

Dit is dus de gebiedende wijs in het Spaans

Op de volgende pagina's wordt deze stapje voor stapje uitgeled. 

El imperativo

El imperativo

El imperativo

El imperativo

El imperativo irregular (Tú)

Deze onregelmatige vormen kennen we al. 

El imperativo irregular

Verder moet je van deze drie onregelmatige werkwoorden alle vormen kennen. Deze staan op pagina 46

Wanneer gebruik je de imperativo

- aanwijzingen geven

- advies geven

- ergens om vragen (informeel)

- iets overhandigen

- om aandacht vragen

- een verklaring inleiden 

Kijk voor voorbeelden op bladzijde 104 in je tekstboek

LET OP

Niet actief leren:

Gram. pag. 42: poner, ponerse, dejar

Gram. pag. 43: Bevestigende imperativo met persoonlijke voornaamwoorden. 

Het is wel handig als je snapt wat hier gebeurt maar ik ga dit dus niet actief terugvragen

Gramática página 44 y 45 

verplichten, verbieden, toestemming geven

Iets verplichten

Hay que + inf 

Deber + inf 

Tener que + inf

Es obligatorio + inf

Iets verbieden

No hay que + inf

No se puede + inf

No nos dejan + inf

Está prohibido + inf

Toestemming geven

Se puede + inf

Nos dejan + Inf

Está permitido + inf

je mening geven

A mí me parece ....................... + inf

Yo creo que ......................... + inf

¿Qué normas hay en tu instituto?

futuro: querer (tú)

futuro: proteger (ustedes)

futuro: tener (yo)

Futuro: decir (tú)

fururo: salir (nosotros)

Futuro: trabajar (ellos)

El futuro imperfecto

De futuro imperfecto gebruik je voor voorspellingen en beloftes

Tranquila, mañana te traeré el libro, seguro

Rustig, morgen zal ik het boek terugbrengen, zeker weten

De mayor, seré profesor y me casaré con una princesa.

Als ik groot ben word ik docent en trouw ik met een prinses

El futuro imperfecto verbos rugulares

Je gebruikt dus het infinitief als stam en daar komt de vervoeging achter. De uitgangen lijken erg op die van de pretérito perfecto.

El futuro imperfecto verbos irregulares

decir        dir                                          

poder      podr                           Deze werkwoorden hebben een onregelmatige

poner      pondr                        stam maar krijgen verder wel dezelfde uitgangen.

querer     querr

saber       sabr

salir          saldr                          Let op: in het boek hebben ze de r niet            

tener       tendr                          vetgedrukt bij querrer, dat kan verwarrend zijn.

venir        vendr

haber      habr

We kunnen nu op drie manieren over de toekomst praten:

?

Drie manieren om over de toekomst te praten

1) met de presente           Este verano me quedo en casa.

2) met Ir a + infinitivo      Este verano voy a viajar por Perú.

3) met de futuro                De mayor, seré profesor y me casaré                                                            con una princesa.

0

Gramática pag. 55

Gramática pag. 55

Vas a escribir

Escribe un texto sobre tu propio futuro. Uso el futuro y los marcadores de la página 55.

Mucha suerte con los exámenes