16 mei: herhaling les 32 + les 44

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom havo 1A!

Op tafel:

- laptop en log in op LessonUp

- map

- pen

Welkom havo 1A

Ga zitten volgens de plattegrond. 

Vandaag donderdag 16 mei: 

• Herhaling les 32: moeilijke woorden
• Huiswerk nakijken les 32
• Uitleg les 44: leestekens
• Oefenen

Wat doe je als je een woord leest waarvan je de betekenis niet kent?

Moeilijke woorden

Als je een moeilijk woord leest, kijk dan naar de context.

 

Context = 

gebruik de andere woorden in de zin om de betekenis van een moeilijk woord te raden.

Moeilijke woorden; 

vraag jezelf af: 

• Wordt het woord uitgelegd eerder of later?
• Zie jij een synoniem? > een ander woord met eenzelfde betekenis
• Zie jij een tegenstelling?
• Bestaat het woord uit een samenstelling van twee of meer woorden? 
• Herken je woorden uit een andere taal? 
• Zoek het woord op in een woordenboek.

Aan de slag met het woord 'terecht' >>>

Wat betekent 'terecht' in deze context?

De straf die de voetballer kreeg was niet terecht. Het sloeg nergens op dat hij een jaar werd geschorst.

Wat betekent 'terecht' in deze context?
Na uren zoeken was de hond terecht. Zijn baasje was dolblij.

Betekenis van 'terecht'

1. Na uren zoeken was de hond terecht.

= teruggevonden.

2. De straf die de voetballer kreeg was niet terecht.

= gerechtvaardigd.

=> Conclusie: context is belangrijk voor de juiste vertaling van het moeilijke woord.

Leerdoelen les 32 

Ik weet welke woordraadstrategieën er zijn om de betekenis van een moeilijk woord te raden. 

Laptop dicht

Pak erbij: 

huiswerk

Zet een krul of verbeter je antwoord.

Les 32, opdracht 1 en 2.

Leestekens (les 28)

Goed opletten, straks komen er opdrachten. 

Open je laptop >>> 

opdrachten maken

Welke leestekens ken jij?

Leestekens

• Punt
  -> aan het einde van een zin.
• Vraagteken
  -> aan het einde van een vraagzin.
• Uitroepteken
  -> aan het einde van een uitroep of bevel

PAS OP voetgangers
PAS OP, voetgangers
Leg het verschil uit.

PAS OP voetgangers

PAS OP, voetgangers

Leg het verschil uit.

Antwoord: 

PAS OP voetgangers > de voetgangers moeten oppassen. 

PAS OP, voetgangers > iedereen moet opletten, want er kunnen voetgangers lopen. 

Apostrof

Wat zijn leestekens?

1. Alle tekens in een tekst
2. Alle letters in een tekst
3. Alle cijfers in een tekst
4. Leestekens bestaan niet

(Leestekens en spaties)
De minister ........

1. zei: ' Ik wacht af. "
2. zei: "Ik wacht af."
3. zei:" Ik wacht af."

Dubbele punt

Hoe heten deze leestekens?
" "

1. luchtkomma's
2. aerostrofen
3. citeerkomma's
4. aanhalingstekens

Aanhalingstekens

Hoe heet dit:
-

- liggend streep

Op 3 manieren te gebruiken: 

•  afbreekstreepje 

Als de zin langer is dan de regel, dan zorgt dit afbreekstreepje ervoor dat de zin leesbaar blijft. 

- liggend streep

Op 3 manieren te gebruiken: 

• koppelteken:

twee woorden aan elkaar koppelen

- liggend streep

Op 3 manieren te gebruiken: 

• Weglatingsstreepje
  

Een deel van een woord laat je weg.

t/m hier

Verbeter de zin:
In de zomer eet ik ijsjes chocoladesmaak en vanille en ook wel eens een pistacheijsje.

Verbeter de zin:

In de zomer eet ik ijsjes chocoladesmaak en vanille en ook wel eens een pistacheijsje.

Antwoord: 

Kort deze zin in:
In les 44 leer je alle spellingsregels en interpunctieregels.

Verbeter de zin:

In de zomer eet ik ijsjes chocoladesmaak en vanille en ook wel eens een pistacheijsje.

Antwoord: 

In de zomer eet ik ijsjes chocolade- en vanillesmaak en ook wel eens een pistache-ijsje.

Laptop dicht en in je tas.

Nodig: 

map en pen