A1 thema 3 Wonen

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoorden WONEN

  A1 Werkwoorden thema 1 t/m thema 3

1. Kies het juiste antwoord:
ik ........... (kiezen)

1. kies
2. kiest
3. kiezen
4. kiez

2. Kies het juiste antwoord:
wij ........... (schrijven)

1. schrijft
2. schrijfen
3. schrijven
4. schreiven

3. Kies het juiste antwoord:
hij ........... (spreken)

1. spreek
2. spreken
3. sprek
4. spreekt

4. Kies het juiste antwoord:
wij ........... (wonen)

1. woonen
2. wonen
3. woont
4. woon

5. Kies het juiste antwoord:
u ........... (schrijven)

1. schrijvt
2. schrijven
3. schrijft
4. schrijf

6. Kies het juiste antwoord:
zij (1 pers.) ........... (kiezen)

1. kiezt
2. kiezen
3. kiest
4. kies

7. Kies het juiste antwoord:
zij (2 pers.) ........... (zeggen)

1. zegt
2. zeggen
3. zecht
4. zechen

8. Kies het juiste antwoord:
jullie ........... (spellen)

1. speelen
2. spelen
3. spel
4. spellen

9. Hoe heet een hoog gebouw waar je in kan wonen?

1. huis
2. flat
3. garage
4. schuur

10. Hierdoor kan je in een huis naar buiten kijken.

1. deur
2. muur
3. gang
4. raam

11. Hier kook je het eten.

1. garage
2. schuur
3. keuken
4. gang

12. Hier poets je je tanden.

1. badkamer
2. slaapkamer
3. keuken
4. woonkamer

13. Het dak zit boven de zolder.
waar of niet waar?

1. waar
2. niet waar

14. De elfde maand van het jaar is?

1. september
2. oktober
3. november
4. december

15. De vierde maand van het jaar is?

1. januari
2. februari
3. maart
4. april