Nederlands - les 1 Signaalwoorden en tekstverbanden - antwoorden

4 havo Nederlands Leesvaardigheid

Signaalwoorden en tekstverbanden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4 havo Nederlands Leesvaardigheid

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 1 - Slide

4 havo Nederlands Leesvaardigheid

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 2 - Slide

Welk signaalwoord hoort bij chronologisch verband
A
later
B
soms
C
daarentegen
D
omdat

Slide 3 - Quiz

Antwoord: A

Slide 4 - Slide

Maak een zin met dit verband

Slide 5 - Open question

Eigen antwoord
Bespreek de groepsantwoorden

Slide 6 - Slide

Welke signaalwoorden gebruik je bij een doel-middelverband?

Slide 7 - Open question

Signaalwoorden doel-middel
waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te, met behulp van.

Slide 8 - Slide

Opdrachten
Hierna volgen een tekst en daarna verschillende geluidsfragmenten. Lees bij de tekst de opdracht goed.
Luister bij de luisterfragmenten goed welke signaalwoorden je hoort, geef ook het tekstverband aan.

Succes!

Slide 9 - Slide

Want hij wilde haar wel brengen, ruim anderhalf uur
Door regen en door wind, maar liefst één hand aan het stuur
Met nog een hand op haar dijen, want zo ver mocht ie al gaan
En d'r is hier niet eens wifi, maar elk bericht komt aan

Want hij was smoorverliefd op haar
En had nog nooit zoiets gedaan
Want hij zou terug zijn met een uurtje
Moeder's fiets mee uit het schuurtje
Hij was smoorverliefd op haar

Naar: Rapper Snelle, Smoorverliefd

Slide 10 - Slide

Welk signaalwoorden zag je in voorgaand stukje tekst en welke tekstverbanden geven ze aan?

Slide 11 - Open question

Antwoord smoorverliefd
1 e maar = slechts
2e maar = signaalwoord tegenstellend verband

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Ik hoorde bij fragment 1 de volgende signaalwoorden (vul in) en daar hoort dit tekstverband bij (vul in)

Slide 14 - Open question

Antwoord fragment 1
voor het eerst,
morgen,
nu
chronologisch verband

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Ik hoorde bij fragment 2 de volgende signaalwoorden (vul in) en daar hoort dit tekstverband bij (vul in)

Slide 17 - Open question

Antwoord fragment 2
omdat
redengevend

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Ik hoorde bij fragment 3 de volgende signaalwoorden (vul in) en daar hoort dit tekstverband bij (vul in)

Slide 20 - Open question

Antwoord fragment 3
daardoor
oorzaak - gevolg

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Ik hoorde bij fragment 4 de volgende signaalwoorden (vul in) en daar hoort dit tekstverband bij (vul in)

Slide 23 - Open question

Antwoord fragment 4
bijvoorbeeld - vergelijking
en - opsommend
als/dan - voorwaardelijk

Slide 24 - Slide