Sit at your assigned seat and grab your chromebook
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammar recap before the test
Sit at your assigned seat and grab your chromebook
Slide 1 - Slide
Todays planning
- grammar:
Present simple
present continuous
Tag questions
Present perfect
Slide 2 - Slide
Today's goal
Ik weet hoe ik ontkenningen moet maken met hulpwerkwoorden. Ik weet hoe ik verschillende Engelse hulpwerkwoorden moet gebruiken.
Slide 3 - Slide
Modals
De hulpwerkwoorden die je kent zijn:
can / could = kunnen/zou kunnen should = moeten have to/has to = moeten must = moeten
Hierna volgt altijd het hele werkwoord.
Slide 4 - Slide
Can
Gebruik: - verzoek indienen - geven en vragen om toestemming - praten over mogelijkheden en vaardigheden
Hierna volgt het hele ww.
Slide 5 - Slide
Can
Can you pass the salt? > verzoek If he's not feeling well, he can take the day off. > toestemming geven. These days, phones can do anything. > mogelijkheid.
Slide 6 - Slide
To be able to
Hoe gebruik je het ww? am/are/is + able to + hele ww
Gebruik: - praten over de mogelijkheden en vaardigheden van een persoon.
Slide 7 - Slide
To be able to
Luckily, she is able to help.
I am not able to walk, because my leg is in a cast.
Slide 8 - Slide
Could
Verleden tijd van can.
Gebruik: - Kun je gebruiken in een nette/formele vraag. - praten over de mogelijkheid van iets dat zal gaan gebeuren in de toekomst. - vertaling van kunnen.
Slide 9 - Slide
Could
I could already count when I was two years old.
Could you repeat that, please?
By the year 2050, our planet could look quite different.
Slide 10 - Slide
Should/Must
Vertaling must = moeten Must gebruik je als de spreker zelf vindt dat iets moet. I must visit Rome one day.
Vertaling should = moeten/zou moeten Gebruik je als advies dat iets zou moeten. I should study for my English test.
Slide 11 - Slide
Have to/ has to
Vertaling = moeten
Gebruik: als de verplichting dat iets gedaan moet worden van iemand anders moet dan de spreker, bv van een dokter/leraar/ouder.
I have to take some rest.
Slide 12 - Slide
Vul in: You (should - not - go) on a ferris wheel.
Slide 13 - Open question
Negations
Negation = ontkenning.
Je voegt het woord 'not' toe, maar hoe je doe je dat met een hulpww?
Hierna een overzicht van alle hulpwerkwoorden in ontkennende zinnen.
Slide 14 - Slide
Negations
Can > can't / cannot Could > couldn't / could not I am able to > I am not able to She was able to > She wasn't able to
Must > mustn't / must not Should > shouldn't / should not
Slide 15 - Slide
Negations
Let op bij have/has to!
Hier kun je niet n't /not aan toevoegen. Je zet er don't /doesn't voor. I have to > I don't have to She has to > She doesn't have to.
***Na doesn't verandert has terug naar have***
Slide 16 - Slide
Mum (have to - not - work) today.
Slide 17 - Open question
Negations
Must not krijgt een andere betekenis: het is verplicht dat iets niet gebeurt. I must not forget to buy shampoo.
Don't / Doesn't have to krijgt een andere betekenis: er is geen verplichting i.p.v. wel. We don't have to contact her tomorrow.