This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammar 6: Modals with Negations
Hulpwerkwoorden in een ontkenning. Chapter 2
Slide 1 - Slide
Today's plan
Herhaling over Modals en Negations
Even tot rust komen met een Blooket
Zelf aan de slag! Alles t/m I (blz. 117) af.
Leren voor het proefwerk op Maandag (27 maart)
Slide 2 - Slide
Today's goal
Ik weet hoe ik verschillende Engelse hulpwerkwoorden (modals) moet gebruiken.
Ik weet hoe ik ontkenningen moet maken met hulpwerkwoorden (modals).
Slide 3 - Slide
Modals
De hulpwerkwoorden die je kent zijn:
can / could = kunnen/zou kunnen should = moeten have to/has to = moeten must = moeten
Hierna volgt altijd het hele werkwoord.
Slide 4 - Slide
Can
Gebruik: - verzoek indienen - geven en vragen om toestemming - praten over mogelijkheden en vaardigheden
Hierna volgt het hele ww.
Slide 5 - Slide
Can
Can you pass the salt? > verzoek If he's not feeling well, he can take the day off. > toestemminggeven These days, phones can do anything. > mogelijkheid
Slide 6 - Slide
Could
Verleden tijd van can.
Gebruik: - Kun je gebruiken in een nette/formele vraag. - Praten over de mogelijkheid van iets dat zal gaan gebeuren in de toekomst.
Slide 7 - Slide
Could
I could already count when I was to years old. > verleden tijd
Could you repeat that, please? > formele vraag
By the year 2050, our planet could look quite different. > toekomst
Slide 8 - Slide
Should/Must
Vertaling must = moeten Must gebruik als de spreker zelf vindt dat iets moet. I must visit Rome one day.
Vertaling should = moeten/zou moeten Gebruik je als advies dat iets zou moeten. You should study for your English test.
Slide 9 - Slide
Have to/ has to
Vertaling = moeten
Gebruik: als de verplichting dat iets gedaan moet worden van iemand anders moet dan de spreker, bv van een dokter/leraar/ouder.
I have to take my medicine.
Slide 10 - Slide
To be able to
Hoe gebruik je het ww? am/are/is + able to + hele ww
Gebruik: - praten over de mogelijkheden en vaardigheden van een persoon.
Slide 11 - Slide
To be able to
Luckily, I was able to help.
I am not able to walk, because my leg is in a cast.
Slide 12 - Slide
Negations
Negation = ontkenning.
Je voegt het woord 'not' toe, maar hoe je doe je dat met een hulpww?
Hierna een overzicht van alle hulpwerkwoorden in ontkennende zinnen.
Slide 13 - Slide
Negations
Can > can't / cannot Could > couldn't / could not
Must > mustn't / must not Should > shouldn't / should not
Slide 14 - Slide
Negations
I am able to > I am not able to
She was able to > She wasn't able to
I have to > I do not have to
She has to > She does not have to
Slide 15 - Slide
Maak de ontkenning: I ______ (can) taste the difference.
Slide 16 - Open question
Maak de ontkenning: You ______(should) be alone at this hour.
Slide 17 - Open question
Maak de ontkenning: I ______ (must) eat this much candy.
Slide 18 - Open question
Maak de ontkenning: I ______ (to be able to) walk that far.
Slide 19 - Open question
Maak de ontkenning: He ______ (to have to) go yet.
Slide 20 - Open question
Maak de ontkenning: He ______ (to be able to) run that fast.
Slide 21 - Open question
Maak de ontkenning: They ______ (to have to) clean that up.
Slide 22 - Open question
Leerdoel behaald? Ik kan een ontkenning vormen met hulpww.