BS 5 Aanpassingen bij dieren

Aanpassingen bij dieren
Je leert verschillende redenen waarom dieren aanpassingen hebben
Je leert welke aanpassingen dieren kunnen hebben aan hun milieu
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aanpassingen bij dieren
Je leert verschillende redenen waarom dieren aanpassingen hebben
Je leert welke aanpassingen dieren kunnen hebben aan hun milieu

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aanpassingen bij dieren
waterdieren
landzoogdieren
vogels

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waterdieren

- Vissen hebben kieuwen en vinnen

- huid is anders> schubben en slijm

- lichaam is gestroomlijnn ( kop, romp en staart gaan geleidelijk in elkaar over)


Landdieren

Dieren die op het land leven hebben meestal geen gestroomlijnde lichaamsvorm, zoals een olifant of struisvogel/ emoe.

- grote dieren zijn zwaar en hebben daardoor een stevige poten en een zwaar skelet (om hun eigen gewicht te dragen  zoals een nijlpaard, olifant, neushoorn etc).


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Poten van zoogdieren
zoolganger

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

poten van vogels

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De poten van vogels
  • sommige vogels hebben drie tenen om zich vast te klemmen aan takken zoals zangvogels (merels, spreeuwen, mezen, vinken).
  • bij roofvogels hebben de tenen scherpe klauwen  om hun prooi te pakken. 
  • loopvogels hebben geen tenen naar achteren (struisvogels)
  • watervogels hebben zwemvliezen tussen de tenen zoals eenden, zwanen etc.
  • steltlopers hebben lange poten zoals een flamingo of wulp






Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Snavels

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
landdieren
B
waterdieren

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke dieren hebben een zwaarder skelet?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding zie je de poten van een vogel.

Wat voor voedsel eet deze vogel?
A
kleine waterdiertjes
B
insecten
C
zaden
D
zoogdieren

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke vogels hebben zeer lange poten?
A
Zangvogels
B
Roofvogels
C
Steltlopers

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je aan vogels zien wat ze eten?
A
de vorm van hun vleugels
B
de vorm van hun poten
C
de vorm van hun snavel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Oog: Plaats op de kop? Welke kleur?
Staart: lang of kort? Welke vorm? Hoe ziet het uiteinde eruit? Als een v of als een vork of juist wat rond?
Snavel: welke vorm? Lang of kort, dik of dun? Welke kleur?
Tenen: hoe zien ze eruit?
Poten: welke kleur hebben ze? Zijn ze lang of kort?
Bovenstaart dekveren: welke kleuren vallen je op?

Hoe weet je welke vogel je ziet?

Vleugel: welke kleur? Effen of gestreept?
Welke kleur heeft de borst? Is het een kleur of meerdere?
Welke kleur heeft de keel?
Dit is een koolmees
Roep of zang
Vogels herkennen is vooral goed kijken. Door op de volgende punten te letten, leer je de soorten herkennen.

Slide 13 - Slide

Om een vogel te herkennen moet je naar de onderdelen van de vogel kijken. Bekijk deze koolmees goed. Op welke punten kun je letten om een vogel te herkennen?  

Bijvoorbeeld: welke vorm heeft de snavel? Lang of kort? Dik of dun? Hoe lang is de staart? Hoe ziet het uiteinde van de staart er uit? Welke kleuren zie je? Etc.


Roep of zang?

In de lente zingen vogels. Dat doen ze om aan andere vogels te laten weten dat dit hun eigen gebied (territorium) is. Ook verleiden de mannetjes met hun zang de vrouwtjes.

Roepen hoor je het hele jaar door. Bijvoorbeeld om alarm te slaan als er gevaar dreigt.


De zang die je hier hoort is van de merel. De merelzang is verkozen tot het mooiste natuurgeluid van Nederland.

Maakwerk
Basisstof 5
Opdracht 18 t/m 23
Lezen basisstof 6

Slide 14 - Slide

This item has no instructions