3T Formuleren

Formuleren
Herhaling congruentie
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formuleren
Herhaling congruentie

Slide 1 - Slide

Congruentie
Een onderwerp en een persoonsvorm staan óf allebei in het enkelvoud óf allebei in het meervoud. Van die eigenschap maken we gebruik als we een onderwerp zoeken: verander de persoonsvorm van getal (van enkelvoud naar meervoud, of van meervoud naar enkelvoud) en je voelt dat het onderwerp mee moet veranderen. Beide zinsdelen zijn congruent aan elkaar. 

Slide 2 - Slide

De vuistregel is
Het kernwoord van het onderwerp bepaalt of je met enkelvoud of meervoud te maken hebt. Vaak is dat het eerste zelfstandig naamwoord.
Maar:
Als je het onderwerp als enkelvoud bedoelt: enkelvoud.
Bedoel je meervoud (de opgetelde individuen): meervoud.

Slide 3 - Slide

Het hele vak supporters stormde het veld op. (je bedoelt die ene groep mensen: enkelvoud)
Een hoop supporters vielen de scheidsrechter lastig.

Er lag een paar sokken in de vuilnisbak. (twee bij elkaar passende; één paar: enkelvoud)
Er lagen een paar sokken in de vuilnisbak. (3 of 7, oid)

Slide 4 - Slide

Speciale gevallen
  • Meervoudige landen en instellingen (hun afkorting ook, maar enkelvoud kom je ook tegen) krijgen meestal een pv in het meervoud
  • De Verenigde Staten houden hun poot stijf.
  • De Nederlandse Antillen zijn prachtig.

  • Meervoudige bedrijven en groepen krijgen een pv in het enkelvoud
  • H&M houdt uitverkoop.
  • Heren-7 heeft weer verloren.
  • De NS kampt eigenlijk nooit meer met vertraging.

Slide 5 - Slide

Speciale gevallen
  • Vaste constructies met enkelvoud
  • Zowel mijn vader als mijn moeder is met pensioen. (samentrekking: Mijn vader is met pensioen, mijn moeder is met pensioen)
  • ....van...
  • 35% van de bezoekers was ontevreden.
  • Een deel van de bezoekers was tevreden.
  • Geen van allen had het goede antwoord.
  • LET OP: 80 van de 100 bezoekers hadden geen kaartje, dat dan weer wel.

Slide 6 - Slide

Let op:
  • Ook de media vergissen zich wel eens. (media = meervoud van medium)
  • Het kan even duren voor de antibiotica gaan werken. (antibiotica = meervoud van antibioticum)
  • Een (lidwoord) miljoen mensen ging de straat op. / Een (telwoord) miljoen mensen gingen de straat op.
  • Zeventien miljoen mensen leiden een rustig bestaan in Nederland. (met een telwoord ervoor moet meervoud)

Slide 7 - Slide

Dit paar schoenen kost / kosten driehonderd euro
A
kost
B
kosten

Slide 8 - Quiz

De helft van de aanwezigen verlaat / verlaten de zaal tijdig.
A
verlaat
B
verlaten

Slide 9 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 10 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 11 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 12 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 13 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

twintigduizend mensen
A
twintigduizend
B
mensen

Slide 14 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de meeste musea
A
de
B
meeste
C
musea

Slide 16 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 17 - Quiz

Oefenen
Maak test jezelf 4.4 en 5.4

Slide 18 - Slide