Alles wat er over blijft
Een bijwoordelijke bepaling uit één woord.
Tijd: gisteren, vandaag, morgen, straks etc.
Plaats: er, hier, daar, daarginds, ergens, nergens, overal;
(on)zekerheid: ongetwijfeld, vast, misschien, wel, waarschijnlijk;
Ontkenning: niet, nooit, nimmer, geenszins.