- Je weet wat er in de fabriek gebeurd met zuivel.
- Vloeibare zuivel. Je kunt benoemen wat er gebeurd bij verhitten van de melk.
- Je hebt kennis van melkvet.
- Je hebt kennis van waar margarine/boter aan moet voldoen volgens de wettelijke eisen.
- Je weet wat de invloed op het seizoen heeft van boter.