De P waar je geen winst, maar ook geen verlies maakt
Slide 6 - Quiz
De maximale winst is € ....
A
125
B
400
C
625
D
1250
Slide 7 - Quiz
Wat is er aan de hand bij een Break-even punt?
A
De variabele kosten zijn gelijk aan de vaste kosten
B
MO = MK
C
De totale kosten zijn gelijk aan de totale opbrengsten
D
De Constante kosten zijn dan nul
Slide 8 - Quiz
Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen
Slide 9 - Quiz
Bij negatieve externe effecten zijn niet alle externe kosten in de prijs opgenomen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen
Slide 11 - Quiz
Wat kan een reden zijn waarom de overheid ingrijpt in de economie?
A
Martkfalen voorkomen
B
Winst maken
C
Belasting verminderen
D
Negatieve externe effecten versterken
Slide 12 - Quiz
Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken: I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken. II. Een postief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed
Slide 13 - Quiz
Wat wil de overheid bereiken als zij door een ingreep in de markt de aanbodlijn van B naar A wil laten verschuiven?