week 1, les 2

Mevrouw de Cuba
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

Regels en afspraken

Ik behandel anderen met respect zoals ik zelf behandeld wil worden
In de klas praat ik zachtjes met andere leerlingen
Als een ander praat ben ik stil
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen of als we een vraag hebben

Slide 2 - Slide

El programa de hoy

  • 5 min - Bienvenidos
  • 5 min - los ejercicios de la semana pasada 
  • 10 min  -  Escuchar 

  • 15 min  - Los verbos regulares 
  • 10 min  - Vocabulario


  • 25 min  - El pretérito perfecto
  • Los deberes 


Slide 3 - Slide

Vamos a corregir

                                     WB 'adiós a las vacaciones' 
                                              Ejercicio 1, 2, 4 y 5



Slide 4 - Slide

Ejercicio 1
1. Valencia 
2. paella, prachtige pleinen, mooie stranden, musea, Turia, Fallas
3. Een drooggelegde rivier die nu als park dient.
4. de lente
5. poppen van papier-maché

1B
1. map 
2. Middellandse zee 
3. Cataluña, Castilla-La Mancha, Murcia, Aragón



Ejercicio 2
1. Dag vakantie 

2B

Slide 5 - Slide

Ejercicio 4
1. na de zomervakantie 
2. Pilar en Raúl
3. op school
4. over wat zij deze zomer hebben gedaan

4B
1. Spanje 
2. nichtje 
3. Frankrijk 
4. Familie

Ejercicio 5
4C. 
F
V
F
F
V
V
F

5B 
1. una ciudad
2. hacer surf
3. la playa 
4. Este verano 
5. las vacaciones

5C
1. ¿Qué tal las vacaciones?
2. He ido de camping con mi familia.
3. ¿Lo has pasado bien?
4. Lo he pasado fenomenal.
5. Y tú, ¿qué has hecho este verano?

Slide 6 - Slide

¿hay preguntas?

Slide 7 - Slide

10 min - Escuchar 

¿Qué? WB p. 9 ejercicio  6 y 7
 ¿Cómo? Individualmente
¿Tiempo? 10 min
¿Meta? Practicar con la comprensión auditiva
¿Listo? buscar las frases clave. 

¿hay preguntas? 
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Vervoeg het ww op de juiste manier.
Ella (hablar) español
A
hables
B
hablas
C
hable
D
habla

Slide 11 - Quiz

La chica y yo (vivir) __ en Madrid.
A
vivimos
B
vivís
C
vivemos
D
viven

Slide 12 - Quiz

Yo................(hablar) español.
A
hable
B
hablas
C
habláis
D
hablo

Slide 13 - Quiz

Tú ......................(vivir) en Amersfoort
A
vivas
B
vives
C
vivis
D
vivéis

Slide 14 - Quiz

Nosotros..................(estudiar) en el Farel College
A
estudamos
B
estudáis
C
estudiamos
D
estudiáis

Slide 15 - Quiz

María y yo...............................(comer) paella.
A
como
B
comemos
C
come

Slide 16 - Quiz

Felipe y tú........................(comer) un helado
A
coméis
B
comen
C
comes

Slide 17 - Quiz

15 min - Hacer los ejericios 

¿Qué?      WB p. 15 ejercicio 12  
               

¿Cómo?          Individualmente

¿Tiempo?       15 min 
¿Meta?            Practicar con el presente 


timer
15:00
¿Listo? Verbuga 'werkwoorden' : Comer, hablar, vivir, trabajar, beber, escribir. 
'tijden' presente 

Slide 18 - Slide

10 min - Vocabulario

¿Qué? WB p. 7 y 10 ejercicio 3 y 8
 ¿Cómo? Individualmente
¿Tiempo? 10 min
¿Meta? Practicar con el vocabulario
¿Listo?  los deberes 


¿hay preguntas? 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Pretérito Perfecto

Slide 20 - Slide

Pretérito perfecto
  • Gebruik: Jet vertelt wat in het verleden
    gebeurd is maar de periode waarin het plaatsvond is nog niet afgesloten
  • De perfecto bestaat altijd uit het hulpwerkwoord 'haber
  • Haber: he, has, ha, hemos, habéis, han 
  • Er mag nooit iets tussen de pretérito perfecto komen.
     he nadado, has visto, hemos vuelto etc. (hier kan niks tussen)
  • Gebruik wederkerend werkwoord (me, te, se, nos, os, se)
      Me he levantado, te has acostado, se han dormido
  • Zorg dat je ook de onregelmatige deelwoorden leert. 

Voorbeeld: Esta mañana he desayunado . 
Vanochtend heb ik ontbeten. 

Slide 21 - Slide

Pretérito perfecto

Werkwoorden op -ar                           -ado
Werkwoorden op -er                           -ido
Werkwoorden op -ir                             -ido




Abrir
abierto
volver
vuelto
poner
puesto
morir
muerto
decir
dicho
hacer
hecho
cubrir
cubierto
romper
roto
ver
visto

Slide 22 - Slide

Het hulpwerkwoord voor de
presente perfecto is...
A
hace
B
hacer
C
hader
D
haber

Slide 23 - Quiz

De perfecto van estar=
A
estido
B
estedo
C
estado

Slide 24 - Quiz

Perfecto: Comer
A
Comido
B
Comado
C
Comedo

Slide 25 - Quiz

Wat is een voorbeeld van de perfecto?
A
trabajo
B
he trabajado
C
trabajé
D
estoy trabajando

Slide 26 - Quiz

Perfecto: Ir (ellas)
A
Ha isto
B
Han ido
C
Hemos isto
D
Habéis ido

Slide 27 - Quiz

Perfecto: Surfear(tú)
A
He surfeado
B
Ha surfeido
C
Has surfeado
D
Has surfeido

Slide 28 - Quiz

Practicar el pretérito perfecto
Klik hier en maak onderstaande opdrachten

Opdracht 1: Combineer de meest logische zinnen.
Opdracht 2: Vul het deelwoord in (-ADO / -IDO)
Opdracht 3: Memorie, zoek het onregelmatige deelwoord bij het hele ww.
Opdracht 4: Vervoeg de werkwoorden naar de pretérito perfecto 
                           (vergeet de juiste vorm van haber niet!)

Slide 29 - Slide

Los deberes

Evt afmaken: 
WB p. 7 y 9/10 ejercicio  3, 6 y 7
WB p. 15 ejercicio 12 'repasa'

Maken: 
Leestekst  1 en 2. 

Slide 30 - Slide