Taalblokken verbanden

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 8 - Mind map

Opsomming

Tegenstelling

Toelichting

Doel-middel

Oorzaak-gevolg



Ten eerste, vervolgens, en, ook

Maar, echter, toch

Bijvoorbeeld, zoals

Daarvoor, zodat, om....te

Doordat, waardoor

Slide 9 - Slide

Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan niet moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen
A
Samenvatting
B
Tegenstelling
C
Doel-middel
D
Reden/argument

Slide 12 - Quiz

VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting

Slide 13 - Quiz


Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH mistte hij de trein
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 14 - Quiz

AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid, stoppen met roken
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming

Slide 15 - Quiz

Het Rode Kruis zoekt dringend vrijwilligers OM aan de groeiende hulpvraag TE kunnen voldoen

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Doel-middel

Slide 16 - Quiz

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken EN een pizza. Hier is sprake van een
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Toelichting

Slide 17 - Quiz

Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op...……
malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter

Slide 18 - Quiz

Ik wil graag een nieuwe fiets kopen.....
dit kan niet want ik heb geen geld
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
toch

Slide 19 - Quiz

We zijn nog geen achttien jaar...…
we mogen nog geen alcohol kopen
A
tenzij
B
dus
C
zodat
D
want

Slide 20 - Quiz

.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

1. Pieter moest gaan lopen omdat hij een lekke band kreeg.

2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

DEEL 2

Slide 26 - Slide