This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Oefenen voor SE
Slide 1 - Slide
Zender
Ontvanger
Boodschap
Medium
Slide 2 - Drag question
Persoonlijke communicatie
Massa communicatie
Jij staat met een groepje klasgenoten te praten op het schoolplein.
De docent legt aan de hele vierde klas het begrip ‘communicatie’ uit.
Op de radio is een extra nieuwsbericht vanwege de geboorte van een prinsesje.
Je krijgt een Amber Alert binnen op je mobiel: er wordt een jongen vermist.
Je beantwoordt een mailtje van je vriend.
Na etenstijd praat je met je vrienden via WhatsApp.
Slide 3 - Drag question
Wat is juist?
A
Iedereen in Nederland krijgt gratis toegang tot onlinemedia.
B
Nederlanders zijn weinig met communicatie bezig.
C
Nederlanders zijn meer dan de helft van de dag bezig met massamedia.
D
Online media spelen een belangrijke rol in het leven van Nederlanders.
Slide 4 - Quiz
De belangrijkste functie van een site als www.scholieren.nl of www.overheid.nl is:
A
kennis en informatie.
B
ontspanning.
C
contact.
D
identiteit.
Slide 5 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Programma’s als RTL Boulevard helpen je bij het vormen van je identiteit. 2. De belangrijkste reden om ‘Boer zoekt vrouw’ te kijken is ontspanning.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 6 - Quiz
Je kunt internet gebruiken om te laten zien wie je wilt zijn. Hoe?
A
Door alles over jezelf te delen.
B
Door de media die je kiest voor ontspanning.
C
Door je identiteit te laten zien.
D
Door keuzes te maken over wat je deelt.
Slide 7 - Quiz
Je krijgt een bericht waarin staat dat het ene product beter is dan het andere. Waarom moet je goed naar de bron kijken?
A
Omdat alleen journalisten kloppende informatie geven.
B
Omdat je de zender van het bericht niet kunt vertrouwen.
C
Omdat je wilt weten waar je dat product kunt kopen.
D
Omdat je wilt weten welke belangen de zender heeft.
Slide 8 - Quiz
Je vindt ……………. vaak in een kwaliteitskrant, maar minder vaak in een populaire krant. Welk nieuws is hier weggelaten?
A
sportnieuws
B
nieuws over criminaliteit
C
politiek nieuws
D
amusementsnieuws
Slide 9 - Quiz
Wat zie je vaak wel in een populaire krant, maar niet in een kwaliteitskrant?
A
Grote foto’s met een beetje informatie.
B
Uitgebreid politiek nieuws.
C
Lange teksten met moeilijke woorden.
D
Personeelsadvertenties.
Slide 10 - Quiz
POPULAIRE KRANT
KWALITEITSKRANT
Slide 11 - Drag question
WAAR
NIET
WAAR
De Volkskrant is een populaire krant
Populaire kranten hebben grote koppen en foto's
Populaire kranten richten zich meer op criminaliteit en entertainment
NRC Handelsblad is een kwaliteitskrant
Populaire kranten hebben meer achtergronden van het nieuws
Kwaliteitskranten hebben eenvoudiger taalgebruik
Slide 12 - Drag question
Kwaliteits
krant
Populaire krant
Slide 13 - Drag question
Vul aan. Als de kijkcijfers van een programma van de commerciële omroep tegenvallen, dan ...
A
steekt de omroep extra geld in het programma.
B
stopt de omroep zo’n programma.
C
kan de omroep toch voldoen aan de eis van pluriformiteit.
D
worden de tegenvallende reclame-inkomsten gecompenseerd door belastinggeld.
Slide 14 - Quiz
In de Mediawet staat dat publieke omroepen:
A
geen reclame mogen uitzenden.
B
geen winst mogen maken.
C
bepaalde soorten programma’s moeten uitzenden.
D
moeten samenwerken met kwaliteitskranten.
Slide 15 - Quiz
Wat wordt bedoeld met pluriformiteit in de media?
A
Dat alle media zich houden aan de Mediawet.
B
Dat er genoeg verschillende soorten media zijn.
C
Dat er voor alle doelgroepen voldoende media zijn.
D
Dat er voor alle media voldoende doelgroepen zijn.
Slide 16 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een persbureau?
A
De Telegraaf.
B
NOS.
C
RTL.
D
ANP.
Slide 17 - Quiz
Welke activiteit hoort bij een persbureau?
A
verzamelt berichten over gebeurtenissen.
B
verstuurt persberichten naar alle kranten.
C
controleert of kranten zich wel houden aan de Mediawet.
D
koopt alle interessante artikelen van kranten.
Slide 18 - Quiz
Juist
Onjuist
Hoor en wederhoor is bedoeld om feiten te controleren.
Bij betrouwbare informatie staat nooit de nieuwsbron vermeld.
Een goede journalist sluit een artikel af met het geven van zijn eigen mening.
Als onder een artikel (ANP) staat, gaat het om betrouwbare informatie.
Slide 19 - Drag question
Wanneer is iets nieuws?
Waar komt nieuws vandaan?
Zorgen voor betrouwbaar-
heid
Actueel
persbericht
hoor en wederhoor
dichtbij
persbureaus
Scheiden feiten en meningen
Iemand interviewen
bijzonder
Bron checken
Interessant voor doelgroep
Slide 20 - Drag question
Groepen mensen met dezelfde kenmerken en belangstelling.
Beide partijen worden gehoord.
De keuze van een krant om nieuws wel of niet op te nemen.
Verkoopt nieuws.
Maken selectie van nieuwsberichten voor hun medium.
Informatie die door een persoon of door een instelling verspreid wordt.
Persbureau
Journalisten
Doelgroepen
Persbericht
Hoor en wederhoor
Nieuwsselectie
Slide 21 - Drag question
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Journalisten mogen met opzet liegen omdat er persvrijheid is. 2. Omdat er vrijheid van meningsuiting is, mag je in discussieprogramma’s iemand discrimineren.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 22 - Quiz
Regels over reclame bestemd voor zenders en omroepen.
Er zijn voldoende media voor alle doelgroepen.
Persbureaus en redacteuren kiezen welke gebeurtenissen belangrijk zijn.
Je kiest zelf wat je wilt zien en wilt horen.
Internationaal kantoor dat informatie verzamelt en doorverkoopt.
Het voortdurend opdringen van bepaalde meningen aan mensen.
Een tijdschrift richt zich op een groep mensen met dezelfde belangstelling.
Je beslist zelf wat je wilt publiceren.
Nieuwsselectie
Persbureau
Selectieve waarneming
Persvrijheid
Mediawet
Pluriformiteit
Doelgroep
Indoctrinatie
Slide 23 - Drag question
Wat is online profilering?
A
Als een bedrijf alleen nog maar online producten verkoopt.
B
Als een bedrijf gegevens van klanten verzamelt.
C
Als een bedrijf online onderzoek doet naar de producten van de concurrent.
D
Als een bedrijf vooral online advertenties gebruikt voor een product.
Slide 24 - Quiz
Wat is een voorbeeld van online profilering?
A
Een influencer die je volgt promoot een product dat jij gisteren gekocht hebt.
B
Je volgt je favoriete kledingmerk online en weet zo wanneer de nieuwe kledinglijn er is.
C
Omdat jongeren de doelgroep van een bedrijf zijn, adverteert het bedrijf alleen online.
D
Omdat jij steeds telefoons googelt, krijg je veel reclames van nieuwe telefoons.
Slide 25 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een ideaalbeeld in de reclame?
A
Een bekende Nederlander die vertelt dat Calvé mayonaise heerlijk is.
B
Een automobilist die door de politie wordt aangehouden.
C
Een gelukkig stel dat op vakantie is op een zonnig tropisch eiland.
D
Een vrouw die met een somber gezicht de badkamer schoonmaakt.
Slide 26 - Quiz
Slogan
Slogan
ideaalbeeld
Influencer
Bekend persoon
Bekend persoon
Slide 27 - Drag question
In reclame is er vaak spraken van feiten die met opzet worden weggelaten of veranderd. Dit noemen we:
A
ideaalbeelden.
B
indoctrinatie.
C
manipulatie.
D
verborgen reclame.
Slide 28 - Quiz
Wat is online profilering?
A
Als een bedrijf alleen nog maar online producten verkoopt.
B
Als een bedrijf gegevens van klanten verzamelt.
C
Als een bedrijf online onderzoek doet naar de producten van de concurrent.
D
Als een bedrijf vooral online advertenties gebruikt voor een product.
Slide 29 - Quiz
Wat is een voorbeeld van online profilering?
A
Een influencer die je volgt promoot een product dat jij gisteren gekocht hebt.
B
Je volgt je favoriete kledingmerk online en weet zo wanneer de nieuwe kledinglijn er is.
C
Omdat jongeren de doelgroep van een bedrijf zijn, adverteert het bedrijf alleen online.
D
Omdat jij steeds telefoons googelt, krijg je veel reclames van nieuwe telefoons.
Slide 30 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een ideaalbeeld in de reclame?
A
Een bekende Nederlander die vertelt dat Calvé mayonaise heerlijk is.
B
Een automobilist die door de politie wordt aangehouden.
C
Een gelukkig stel dat op vakantie is op een zonnig tropisch eiland.
D
Een vrouw die met een somber gezicht de badkamer schoonmaakt.
Slide 31 - Quiz
Slogan
Slogan
ideaalbeeld
Influencer
Bekend persoon
Bekend persoon
Slide 32 - Drag question
In reclame is er vaak spraken van feiten die met opzet worden weggelaten of veranderd. Dit noemen we:
A
ideaalbeelden.
B
indoctrinatie.
C
manipulatie.
D
verborgen reclame.
Slide 33 - Quiz
Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd. Je ……………… is vooral aangeleerd. Welk woord of welke woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
voetbaltalent
D
taalgevoel
Slide 34 - Quiz
Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag. Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
De overheid
Slide 35 - Quiz
Je ouders willen dat je om vier uur thuis bent...
A
info en aanwijzingen van anderen
B
imitatie van anderen
C
eigen ervaringen
D
experimenteren
Slide 36 - Quiz
De gymleraar laat zien hoe je moet dribbelen...
A
Info/aanwijzingen van anderen
B
imitatie van anderen
C
eigen ervaringen
D
experimenteren
Slide 37 - Quiz
Tim blowt niet meer sinds hij er ziek van werd.
A
Info/aanwijzingen van anderen
B
imitatie van anderen
C
eigen ervaringen
D
experimenteren
Slide 38 - Quiz
Als een minister in korte broek op een ligfiets naar de Tweede Kamer gaat, is er sprake van: