3.2 Samenvattende les GO1E-VP

Agenda aankomende periode Nederlands
Studiedag
1. Feit & mening, maar vooral hoe ze samenwerken.
Voorjaarsvakantie
2. Autoriteit, emotie & logica 
3. Beeldspraak, metaforen en vergelijkingen
Beklijvingsweek
Training leiden
Corpus of 4. Framing beginners  
5. Drogredenen
6. Wisselweekopdracht

15 feb.................... 
22 feb...................
1 maart............... 
8 maart............. 
15 maart.............
22 maart............ 
29 maart.............
5 april...................
12 april.................
19 april.................. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Agenda aankomende periode Nederlands
Studiedag
1. Feit & mening, maar vooral hoe ze samenwerken.
Voorjaarsvakantie
2. Autoriteit, emotie & logica 
3. Beeldspraak, metaforen en vergelijkingen
Beklijvingsweek
Training leiden
Corpus of 4. Framing beginners  
5. Drogredenen
6. Wisselweekopdracht

15 feb.................... 
22 feb...................
1 maart............... 
8 maart............. 
15 maart.............
22 maart............ 
29 maart.............
5 april...................
12 april.................
19 april.................. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les:
- Kan je een feit van een mening onderscheiden.
- Weet je hoe je een feit kan gebruiken om jouw mening te onderbouwen.
- Vind je een klasgenoot net iets liever dan voor de klas.   

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les:
- Kan je de drie gronden van een argument benoemen.
- Kan je gegeven argumenten plaatsen in de drie categorieën: autoriteit, emotie & logica.  
- Heb je over een nog onbekende stelling een argument bedacht op één van deze drie gronden. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les:
- Kan je uitleggen wat beeldspraak en metaforen zijn. 
- Heb je zelf  verschillende soorten van beeldspraak gevonden op internet en kan je benoemen wat ze betekenen.
- Weet je waarom songteksten soms zo boeiend kunnen zijn en heb je meegewerkt aan een pubquiz. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het is niet zo slim dat u uw medicatie niet nam, mevrouw.
A
Feit
B
Mening

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Uw arts heeft deze medicatie voorgeschreven om u te helpen met uw stoelgang.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Feit - Mening
Als je jouw schoenen op de bank legt, wordt die vies. Dat is asociaal tegenover de volgende die daar gaat zitten.


                                                                                                  * Zou dit werken?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe je feedback moet geven.
1. Benoem specifiek gedrag met een feit, 2. hang daar jouw mening aan vast.  

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Complimentenspel
Ga in viertallen zitten. 

Schrijf voor ieder een compliment op door eerst een feit op te schrijven, daarna jouw mening erover te geven. 

Lever dit met de eerder gemaakte opdracht in op Teams. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De bouwstenen van elk argument

Autoriteit          Omdat iemand het zegt.
Emotie               Wat zou het zielig zijn als:
Logica                Als dit, dan dat. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De stille meerderheid is het met mij eens dat...
A
Autoriteit
B
Emotie
C
Logica

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Meneer, kunt u ons wat eerder naar huis laten gaan? Want we hebben een hele lange dag gehad en we zijn zo moe dat we moeilijk nog wat nieuws kunnen leren. De les zal dus weinig zin hebben.
A
Autoriteit
B
Emotie
C
Logica

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Patiënt wil dat je nu gaat wassen.
Patiënt wil niet gewassen worden.
Moet eten, maar houdt de mond stijf op elkaar.
Patiënt gelooft niet ziek te zijn.
Familie is een bemoeial en wil informatie.
Patiënt scheldt je uit.
Je wordt gediscrimineerd.
Er is onvoldoende werkbegeleiding.
Je bent ineens verantwoordelijk voor 20 patiënten.
Als jouw begeleider onwettige dingen doet en zegt: "Nee joh, zo doen we het hier al jaren."
Het gaat de hele tijd goed en ineens krijg je een onvoldoende.
Je hebt vrij gevraagd en je wordt toch ingeroosterd.
Student krijgt geen studietijd tijdens stage.
"Joh, geef die pillen ff."
Iemand zit aan je pillen of probeert je te zoenen. 

Slide 13 - Slide

Patiënt wil dat je nu gaat wassen.
Patiënt wil niet gewassen worden. 
Moet eten, maar houdt de mond stijf op elkaar. 
Patiënt gelooft niet ziek te zijn.
Familie is een bemoeial en wil informatie.
Patiënt scheldt je uit.
Je wordt gediscrimineerd.
Er is onvoldoende werkbegeleiding.
Je bent ineens verantwoordelijk voor 20 patiënten.
Als jouw begeleider onwettige dingen doet en zegt: "Nee joh, zo doen we het hier al jaren."
Het gaat de hele tijd goed en ineens krijg je een onvoldoende.
Je hebt vrij gevraagd en je wordt toch ingeroosterd.
Student krijgt geen studietijd tijdens stage.
"Joh, geef die pillen ff."

Voetbal is oorlog.

De samenleving is ziek.

Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.

Hersentumoren zijn sluipmoordenaars.

Ze was een getalenteerde studente, gepromoveerd, alles leek mogelijk - maar uiteindelijk was daar het glazen plafond.

Slide 14 - Slide

Zij moeten raden wat de overeenkomst is van deze zinnen. 

Dit zijn voorbeelden van beeldspraak en wat opvalt is dat ze altijd iets vergelijken.