Herhaling Lezen H3 en H4 DKB2C 12-4-2021

Goedemorgen, DBK2C! Wat gaan we vandaag doen?
- Verhaal voorlezen: Escape Room
- Herhaling Lezen H3
- Herhaling Lezen H4
- Oefentekst
- Oefentekst bespreken
- Zelfstandig werken
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen, DBK2C! Wat gaan we vandaag doen?
- Verhaal voorlezen: Escape Room
- Herhaling Lezen H3
- Herhaling Lezen H4
- Oefentekst
- Oefentekst bespreken
- Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Escape Room,
Waar denk je aan?

Slide 3 - Mind map

Escape Room

Slide 4 - Slide

Hoe heet de hoofdpersoon in dit verhaal?
A
Monsif
B
Wessel
C
Simone
D
Daan

Slide 5 - Quiz

Waarom moeten de deelnemers een geheimhoudingscontract tekenen?
A
Omdat de Escape Room anders maar 1 keer gedaan kan worden
B
Omdat ze er anders niet levend uit komen.

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort ruimte is de Escape Room?
A
Een martelkamer
B
Een kantoor
C
Een klaslokaal
D
Een hele school

Slide 7 - Quiz

Hoe denk jij dat het verder gaat?

Slide 8 - Open question

Aanstaande woensdag: Herkansing Lezen H3 en H4
- Lezen H3: Samenhang in teksten --> signaalwoorden
- Lezen H4: Feiten, meningen en argumenten

Slide 9 - Slide

Lezen H3: samenhang in teksten
  • Zinnen en alinea's hebben altijd met elkaar te maken. Ze staan in een bepaalde volgorde. Schrijvers gebruiken daarom vaak signaalwoorden.

  • Als in een tekst stappen worden uitgelegd (bijv. een instructie), gebruikt de schrijver signaalwoorden voor volgorde: eerst, daarna, ten slotte
    Ten slotte doe je het klepje van de telefoon dicht.

  • Als de schrijver wil laten blijken dat er voordelen én nadelen zijn, gebruikt de schrijver signaalwoorden voor een tegenstelling: maar, echter
    Ik ben erg verdrietig, maar mijn zusje troost mij.


Slide 10 - Slide

Ik ben heel groot, maar mijn jongere broer is nog heel klein.
A
Volgorde
B
Tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Verzin zelf een zin met het signaalwoord 'daarna'.

Slide 12 - Open question

Verzin zelf een zin met het signaalwoord 'maar'.

Slide 13 - Open question

Lezen H4: feiten, meningen en argumenten
  • Feit: kun je controleren.
Dit museum is gebouwd tussen 2013 en 2016. > dit kun je controleren op bijv. de site van het museum of Wikipedia.

  • Mening: iets wat iemand vindt. Je kunt het eens of oneens zijn hiermee.
Ik vind het een mooi gebouw.
Herken je aan signaalwoorden: ik vind, volgens mij.

  • Argument: uitleg van jouw mening. Je onderbouwt waarom je iets vindt.
Ik vind het een mooi gebouw, want het is helemaal wit van binnen.
Herken je aan signaalwoorden: omdat, want, daarom, namelijk

Slide 14 - Slide

Als op school de bel gaat, is de les begonnen of afgelopen.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Ik vind dat jongeren vanaf 16 jaar alcohol mogen drinken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Ik ben verdrietig OMDAT MIJN HOND OVERLEDEN IS.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

IK BEN VERDRIETIG omdat mijn hond overleden is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Een scheet laten is goed tegen een hoge bloeddruk.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Maak een zin met het signaalwoord 'omdat'.

Slide 20 - Open question

Een korte plas- en drinkpauze. 
timer
4:00

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Leestekst: 'Zoet Zeewater'
Gezamenlijk lezen

Slide 23 - Slide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Waterdamp
B
Zoet zeewater
C
Zoet water maken
D
Zout water maken

Slide 24 - Quiz

Hoeveel dingen worden er opgesomd in alinea 1?

Slide 25 - Open question

Is de opsomming van alinea 3 een hoofdzaak of een bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 26 - Quiz

Welke signaalwoorden voor volgorde van tijd staan in alinea 3?

Slide 27 - Open question

Hoeveel dingen heb je nodig om van zout water zoet water te maken
A
Twee
B
Zes
C
Zeven
D
Meer dan tien

Slide 28 - Quiz

Van waar af drupt het water in het glas?
A
Dat staat niet in de tekst.
B
Vanaf de emmer.
C
Vanaf de steen.
D
Vanaf het plastic

Slide 29 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
De lezer een mening geven
B
De lezer iets laten doen
C
De lezer laten vermaken
D
De lezer iets leren of uitleggen

Slide 30 - Quiz

Welke zin geeft het belangrijkste van tekst 1 weer?
A
In zeewater zit zout.
B
Je kunt van zout water zoet water maken.
C
Mensen moeten zoet water drinken.
D
Zout verdampt niet. Water wel.

Slide 31 - Quiz

Lezen H4: oefentekst
- Classroom
- Animal Cops
- Lees de tekst, beantwoord de vragen
- Dit gaan we morgen bespreken!!!

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

'Animal Cops'
Lees de tekst en beantwoord de vragen?
Eerder klaar ? Taalverzorging H6 --> werkwoordspelling!
timer
15:00

Slide 34 - Slide

Is je geheugen weer opgefrist wat betreft Lezen H3 en H4?
Ik ga de herkansing niet doen.
Ja, dit heeft me echt geholpen voor de herkansing!
Het was een fijne herhaling maar ben nog niet klaar voor de herkansing.
Ik heb écht nog extra uitleg nodig.

Slide 35 - Poll

Tot morgen!
Zorg dat je de opdracht in de Classroom af hebt!

Slide 36 - Slide