Stellende trap:
bijvoeglijk naamwoord.
Als je iets zegt over een persoon, dier of ding.
Vergrotende trap: bijvoeglijk naamwoord + er.
Als je twee personen, dieren of dingen met elkaar vergelijkt.
Overtreffende trap: bijvoeglijk naamwoord + est.
Je vergelijkt dan een persoon, dier of ding met al het andere.