MV1; Overzicht grammar Theme 4 & Theme 5

Lesson about comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C
1 / 44
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lesson about comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 1 - Slide

Dus...aantekening 1
Woorden van 1 lettergreep:
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older
oldest

Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking
Stellende trap: bijvoeglijk naamwoord.
Als je iets zegt over een persoon, dier of ding.

Vergrotende trap: bijvoeglijk naamwoord + er.
Als je twee personen, dieren of dingen met elkaar vergelijkt.

Overtreffende trap: bijvoeglijk naamwoord + est.
Je vergelijkt dan een persoon, dier of ding met al het andere.

Slide 3 - Slide

Aantekening 2:
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

 Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, dan medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 4 - Slide

Aantekening 3:
Woorden van twee lettergrepen die eindigen op:
medeklinker + y
-y   wordt: -ier  en -iest

happy       happier      happiest

Slide 5 - Slide

Aantekening 4:
Alle andere bijvoegelijk naamwoorden van 3 lettergrepen of meer: more of most ervoor zetten
expensive
more expensive
the most expensive

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen (die moet je uit je hoofd leren)
good                        better            best
bad                           worse            worst
much/many         more              most
little                         less                 least
far                             further          furthest

Slide 7 - Slide

Kies de juiste vorm:
Suzie is ... than my sister. (thin)
A
thin
B
thinner
C
thinnest

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Carrie has ...... hair of us all. (curly)
A
curly
B
curlier
C
the curliest

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Sam is .......... person I know. (nice)
A
nice
B
nicer
C
the nicest

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:
This is ....... film I have every seen. (bad)
A
bad
B
worse
C
the worst

Slide 11 - Quiz

......... (little) you can do is study for the tests.
A
The leasest
B
The least
C
The littlest
D
less

Slide 12 - Quiz

Who is (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
the goodest
D
the best

Slide 13 - Quiz

Do you think Science is ..... Music?
A
more interesting than
B
most interesting than

Slide 14 - Quiz

The Present Simple
Negations - Ontkenningen 

Hiermee zeg je dat iets NIET gebeurt. 


Een voorbeeld van een ontkenning =

                             She doesn't see very well. 


Slide 15 - Slide

The Present Simple
Negations

Je maakt ontkenningen door don't or doesn't aan de zin toe te voegen.

                            I don't like cookies 

My aunt doesn't live in Amsterdam


Slide 16 - Slide

The Present Simple
Negations

Let op! Kijk wat er gebeurt met het werkwoord 'play' wanneer het van een bevestigende zin naar een ontkenning gaat 

                                 He plays video games every day. (+)

                        He doesn't play video games every day. (-)

De +s verdwijnt in een ontkennende zin! 


Slide 17 - Slide

_____ he live in Holland?
A
Do
B
Does

Slide 18 - Quiz

The old man sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Maak vragende zinnen.
Do
Does
sits
sit

Slide 19 - Drag question

My sister likes everything pink.
my sister
everything pink?
Do
Does
likes
like

Slide 20 - Drag question

Maak een ontkennende zin.
My friends listen to me

Slide 21 - Open question

Jack likes to watch horrorfilms

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

3

Slide 24 - Video

00:15
Wat denk je dat het grootste verschil is?

Slide 25 - Open question

01:49
Op welke plaats komt het woord not te staan?

Slide 26 - Open question

03:06
Dus, als je er geen got in de zin staat wat moet je dan gebruiken?

Slide 27 - Open question

Maak het ontkennend
1. My mother has a big purse.
A
doesn't have
B
don't have
C
hasn't got
D
doesn't have got

Slide 28 - Quiz


2. They have a big dog.
A
haven't got
B
hasn't got
C
doesn't have
D
don't have

Slide 29 - Quiz

Maak ontkennend:
My teacher has gold glasses.

Slide 30 - Open question

Part 2: Possessive ( Bezitsvorm)
Grammar 14 (page 77)

Slide 31 - Slide

Hoe geef je bezit aan in het Engels?
De Engelsen hebben 3 manieren om dat te doen:

+ 's 
* Namen van mensen en dieren. 
  (ook als ze op een -s eindigen)
* Enkelvouden
* Meervouden niet op -s eindigen
* Danique's bike. 
* My sister's arm.
* Children's laptops
 +
* Meervouden die eindigen op -s
* Cars' wheels
of 
* Dingen
* Geografische namen 
* Windows of the house
* Paris is the capital of France

Slide 32 - Slide

2

Slide 33 - Video

00:22
Wat zijn habits and routines?

Slide 34 - Open question

00:47
Dus wat is het verschil tussen de tegenwoordige tijd (present simple) en de duurvorm (present continuous)?

Slide 35 - Open question

Hoe maak je de Present Continuous? ( ing-vorm )


3 stappen:
Stap 1: vorm van to be kiezen. (kijk naar het onderwerp!)
Stap 2: werkwoord bepalen
Stap 3: -ing eraan vastplakken 

Voorbeeld: Ik ben aan het fietsen op dit moment.
I am cycling at the moment.

Slide 36 - Slide

Gebruik:

Wanneer je aan wil geven dat iets NU bezig is. 

Er staan in de zin vaak woorden als: at the moment of now.
Vorm:

Vorm van to be 
+
werkwoord
+
ing

Slide 37 - Slide

Gebruik de ing-vorm:
Kim and Tom talk about school.

Slide 38 - Open question

Gebruik de ing- vorm:
We / have / English / at the moment.

Slide 39 - Open question

Vocabulary Theme 4

Slide 40 - Slide

timer
4:00
A
animal
appearance
arrive
bite
cage
cardboard
cute
fast
furry
heavy
keep
leaf
meat
plenty of
spines
voldoende
harig
stekels
blad
karton
zwaar
kooi
dier
aankomen
vlees
bijten
snel
uiterlijk
schattig
houden

Slide 41 - Drag question

My sister spends much time on her                        .
What time does the train                    at the station.
Don't be afraid. The dog doesn't                    .
Many animals live in a                   .
This box is made of                     .
This is a really                 parrot.
Cheetahs are very                  animals.
A porcupine isn't really a                 animal.
fast
furry
cute
arrive
bite
spines
cage
appearance
cardboard

Slide 42 - Drag question

My school bag is very                 today.
We                 chickens for their eggs. 
This                 comes from an oak tree.
A vegetarian doesn't eat                .
There is                     time left for another game.
 Look out! This knife is very                 .
My cat has very                 white fur .
Are there more animals with               like hedgehogs?
soft
spines
sharp
keep
leaf
appearance
meat
heavy
plenty of

Slide 43 - Drag question

Slide 44 - Slide