LV1 periode 3 week 1

Week 1
- Je weet wat er verwacht wordt bij 
   de toets Lezen A1
- Je leert over Paraguay
- Je kunt over eetgewoontes praten
- Je kent het werkwoord poder
- Je weet hoe je het persoonlijk 
    voornaamwoord als lijdend 
    voorwerp kunt gebruiken

1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Week 1
- Je weet wat er verwacht wordt bij 
   de toets Lezen A1
- Je leert over Paraguay
- Je kunt over eetgewoontes praten
- Je kent het werkwoord poder
- Je weet hoe je het persoonlijk 
    voornaamwoord als lijdend 
    voorwerp kunt gebruiken

Slide 1 - Slide

Toetsweek: Lezen A1
- 3 opdrachten
- extra boekje Lezen, Luisteren, Schrijven
    * elke week een opdracht

Slide 2 - Slide

Tekst B
Bekijk het schema op de volgende pagina en vul de onderstaande zinnen aan:

1. Los martes, Raúl cena ________________________________.
2. Dos noches, Raúl ____________________________________.
3. Raúl tiene clase de psicología los ________________________.
4. Raúl tiene clase de inglés a las __________________________.

Slide 3 - Slide

Tekst B

Slide 4 - Slide

Opdrachten week 1
Maken:
MP H4
TB 1a, 2bc, 3ab, 4ab, 5 (pag 38) 
WB 1, 2, 4a, 5, 6 (pag 40-41)
Leesopdracht B

Inleveren in Teams:
- TB 5 (p 43)
- Leesopdracht A (extra boekje > Teams)


Leren:
woordenlijst H4 




Slide 5 - Slide

Paraguay

Slide 6 - Mind map

Poder = kunnen
ik kan
puedo
jij kunt
puedes
hij/zij/u kunt
puede
wij kunnen
podemos
jullie kunnen
podéis
zij kunnen / u kunt
pueden

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Wie/wat + ww gez + ond?

Je kunt het eten.
Je eet het warm.
Het bevat onder andere vlees, friet, sla.
Je eet het in Rotterdam.

Slide 8 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp


Is het :
mannelijk > lo                         meervoud > los
vrouwelijk > la                        meervoud > las

Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

El café             > lo tomo con azúcar.
La leche          > la tomo caliente.
Los cereales > los tomo con yogur.
Las tostadas > las tomo con mantequilla.

El café no lo tomo con sal.

Slide 10 - Slide

TB tarea 3 (p43)

Slide 11 - Slide

WB tarea 5 (p41)

Slide 12 - Slide

                  el fin de semana

Slide 13 - Slide

Se impersonal
Kun je vertalen met "men" of "er worden".
Deze vorm wordt gebruikt als  het onderwerp niet naar een specifieke persoon verwijst. Het wordt gebruikt  voor :
1) het geven van instructies: "Se prohibe fumar"
2) en bij generaliseren: "En España se habla español"  o
"Se bebe mucho en Inglaterra" 

Slide 14 - Slide

Se impersonal
In Portugal wordt één taal gesproken: Portugees.
En Portugal se habla una lengua: el portugués.

In België worden drie talen gesproken: Nederlands, Frans en Duits.
En Bélgica se hablan tres lenguas: holandés, francés y alemán.

Slide 15 - Slide

menos                                     y

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video