Bezittelijk voornaamwoord

1 / 31
next
Slide 1: Video
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Bezittelijke voornaamwoorden
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
zij
van mij
van jou
van hem
van haar
van ons
van jullie
van hen
mijn
jouw
zijn
haar
ons
jullie
hun

Slide 2 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Bezit = van wie is het?           van mij
                                                         van jou
                                                         van hem
                                                         van haar 

Slide 3 - Slide

Schrijf een Bezittelijk
voornaamwoord op

Slide 4 - Mind map

Antwoord
Bezittelijke voornaamwoorden zijn: zijn, haar, mijn, jouw, etc.

Slide 5 - Slide

Waar schrijf je het bezittelijke voornaamwoord?
  •  voor  het zelfstandig naamwoord:   

  • Dat is mijn auto
  • Het is jouw huis
  • Het is jullie eten

Slide 6 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Is dit jouw pen?                                     Ja, dit is ........
Is dit mijn koffie?                                  Nee, dit is niet ...........
Is dit haar boek?
Is dit zijn tas?

Slide 7 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
Ik- mijn
Je - jouw
Hij -zijn
Zij - haar
U- uw
Jullie- jullie
Wij- ons/onze
Zij - hun

Slide 8 - Slide

mijn
je/ jouw
zijn
haar
ons / onze 
jullie
hun
uw

Slide 9 - Slide

Geef .............. jassen maar aan mij, dan hang ik ze voor jullie op.
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar

Slide 10 - Quiz

Ik heb een broer. Hij is ......... broer.
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn

Slide 11 - Quiz

Wij hebben een mooi huis.
........ huis (het) is prachtig!
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar

Slide 12 - Quiz

...... haar zit erg mooi! Hoe heb jij dat gedaan?
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn

Slide 13 - Quiz

Eva maakt thuis huiswerk.
Morgen neemt ze ..... huiswerk weer mee naar school.
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar

Slide 14 - Quiz

Vieren jij en Idil een feest? Ik kom graag naar ....... feest!
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn

Slide 15 - Quiz

....... ouders zijn morgen 15 jaar getrouwd, daarom heb ik morgen feest!
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn

Slide 16 - Quiz

Wij zitten in de klas op het ISK.
........ klas (de) is erg gezellig!
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar

Slide 17 - Quiz

Mijn vader is morgen jarig. Kom je naar ........ verjaardag?
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn

Slide 18 - Quiz

ons / onze?

Slide 19 - Slide

Het zijn ....... paspoorten
A
ons
B
onze

Slide 20 - Quiz

Het zijn ........ fietsen
A
ons
B
onze

Slide 21 - Quiz

Het is ........ huis
A
ons
B
onze

Slide 22 - Quiz

Het is .......formulier
A
ons
B
onze

Slide 23 - Quiz

zijn / haar?

Slide 24 - Slide

De jongen vergeet ....... boek op school.
A
haar
B
zijn

Slide 25 - Quiz

Zij wil ....... huiswerk maken.
A
haar
B
zijn

Slide 26 - Quiz

Ze heeft een fiets. Het is .... fiets.
A
haar
B
zijn

Slide 27 - Quiz

mijn / jouw?

Slide 28 - Slide

Ik lees dit boek. Het is .... boek.
A
mijn
B
jouw

Slide 29 - Quiz

Waar woon jij? Wat is .... adres?
A
mijn
B
jouw

Slide 30 - Quiz

bezittelijke voornaamwoorden
Ik zoek ......................bril.
Hij pakt ..........  pen                                 mijn      jouw      onze   jullie                                                                                                     hun        zijn
Zij luisteren naar  ................moeder 
Jij moet ......... boek pakken
Jullie gaan naar ................huis
.Wij vinden.............tuin  mooi.

Slide 31 - Slide