3.2 Genenparen (dominantie en heterozygotie)

Genetica §3.2
Genenparen 
Begrippen
Hoeveel verschillende babies zouden je ouders kunnen maken? 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Genetica §3.2
Genenparen 
Begrippen
Hoeveel verschillende babies zouden je ouders kunnen maken? 

Slide 1 - Slide

p - arm


q - arm
--(centromeer)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

  • Waarom gebruiken we voor de allelen letters als A, B en D en niet C, P of X? 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Naast volledig dominant
  • onvolledig dominant

---> Intermediair fenotype


  • Codominantie 
allelen Io, IB, I
--> Bloedgroepen: 

Slide 7 - Slide

  • Vul evt. je aantekening aan met begrippen: allel, homo- & heterozygoot, dominant, recessief, onvolledig dominant en codominant
- wil je jezelf extra checken of je de begrippen goed snapt, maak dan eerst opgave 9 t/m 12

Slide 8 - Slide

Locus van een gen op chromosoom 
Genetische variatie (verschillende allelen)
Homozygoot / heterozygoot - notering  (AA of aa / Aa)

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

Recombinatie
  • Zorgt voor genetische variatie
    --> grotere overlevingskans, waarom?

  • Hoeveel type verschillende zaadcellen kan een man maken? 

  • (mutaties en 'crossing-over' )

  • Tweelingen?

Slide 11 - Slide

 18 t/m 20

Slide 12 - Slide