Tijdens de zorg voor meneer De Bruin schrikt Louise zich rot. Bij het wassen van zijn voeten ontdekt ze op de rechterhiel een grote, ronde, zwarte korst. Louise snapt er niets van, gisteren was er niets te zien. Dit heeft ze tijdens haar stage in het verpleeghuis nog niet eerder meegemaakt. Ze vraagt haar begeleider snel te komen kijken. Meneer De Bruin heeft de ziekte van Parkinson in een vergevorderd stadium. Hij ligt daarom veel in bed, het liefst op zijn rug. De stagebegeleider van Louise kan haar precies vertellen wat er aan de hand is: meneer De Bruin heeft een zwarte, droge decubituswond op zijn hiel. Ze legt Louise uit dat dit komt door de druk op de huid die ontstaat als meneer De Bruin op zijn rug in bed ligt. Bedlegerige zorgvragers hebben vaak een slechte conditie en voedingstoestand en dan kan zo'n wond vrij snel ontstaan. Samen kijken ze goed of er rond de wond ontstekingsverschijnselen zijn, zoals een warme, rode of opgezette huid. Ook vragen ze aan meneer De Bruin of de wond of de huid eromheen pijnlijk is. Meneer De Bruin voelt geen pijn en vindt de poespas maar overdreven. Toch zetten Louise en haar stagebegeleider enkele maatregelen in om te voorkomen dat de wond groter wordt of gaat ontsteken. Ze maken een schema voor wisselligging, zodat meneer De Bruin niet steeds in dezelfde houding ligt en de druk verdeeld wordt. Als meneer De Bruin op zijn rug ligt, zorgen ze er met een hoofdkussen voor dat beide hielen vrij liggen van het matras. Zolang de wond droog is, hoeft Louise hem niet te verbinden. De korst valt er vanzelf af en dan moet ze de wond weer opnieuw inspecteren.