4.3 Kun je aan het werk?

H4 Werk aan de winkel!
Paragraaf 4.3 Kun je aan het werk?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 Werk aan de winkel!
Paragraaf 4.3 Kun je aan het werk?

Slide 1 - Slide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 4.2
  • Je kunt het verschil tussen vast en flexibel werk uitleggen.
  • Je kunt verschillen noemen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst.
  • Je kent de kenmerken van een eenmanszaak en een vof.
  • Je kunt de kenmerken noemen van een bv en en een nv.
  • Je kunt uitleggen wat een stichting is.

Slide 3 - Slide

Begrippen paragraaf 4.2
  • Bv
  • Dividend
  • Eenmanszaak
  • Flexibele baan
  • Nv

  • Stichting
  • Vaste baan
  • Vof 
  • Zelfstandige 
  • Zzp'er

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 4.3
  • Je kunt de kenmerken van de vier productiesectoren noemen.
  • Je kunt uitleggen wat vraag en aanbod van arbeid is.
  • Je kunt uitleggen wanneer de arbeidsmarkt niet in evenwicht is.
  • Je kunt uitleggen wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers.

Slide 5 - Slide

Arbeidsverdeling
  • Arbeidsverdeling is dat personen en bedrijven werk doen waarin zij gespecialiseerd zijn.
  • Dit zorgt voor een grote totale productie.
  • Doordat er sprake is van arbeidsverdeling, is er een grote keuze aan opleidingen en werk.

Slide 6 - Slide

Productiesectoren
Er zijn 4 productiesectoren waarin je kunt werken:

Slide 7 - Slide

Vraag en aanbod van werk
  • Werkenden en werkzoekenden zorgen voor aanbod van arbeid. Zij vormen de beroepsbevolking.
  • De vraag naar arbeid komt van werkgevers. Zij hebben arbeidskrachten nodig.
  • Alle banen die er hierdoor zijn, vormen de werkgelegenheid.
  • Je kunt de werkgelegenheid uitdrukken in arbeidsjaren. Één arbeidsjaar is werk voor 1 persoon in 1 jaar in een voltijdbaan.

Slide 8 - Slide

Arbeidsmarkt
  • De vraag naar en aanbod van arbeid is de arbeidsmarkt.
  • De arbeidsmarkt is nooit helemaal in evenwicht. In een krappe arbeidsmarkt zijn er meer banen dan mensen die kunnen/willen werken.
  • In een ruime arbeidsmarkt is er meer aanbod, er is dan veel werkloosheid.
  • De prijs voor arbeid is het loon. 

Slide 9 - Slide

Arbeidsparticipatie
  • Het percentage van de bevolking dat werkt of wil werken, noem je de arbeidsparticipatie.
  • Je bent werkloos als je geen baan hebt, maar wel wil.
  • Je bent geregistreerd werkloos als je je hebt ingeschreven bij het UWV. Heb je je niet ingeschreven dan ben je verborgen werkloos.  
  • Arbeidsbemiddeling is een taak van het UWV

Slide 10 - Slide

Je kunt nu
  • Je kunt de kenmerken van de vier productiesectoren noemen.
  • Je kunt uitleggen wat vraag en aanbod van arbeid is.
  • Je kunt uitleggen wanneer de arbeidsmarkt niet in evenwicht is.
  • Je kunt uitleggen wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers.

Slide 11 - Slide

Begrippen paragraaf 4.3
  • Arbeidsmarkt
  • Aanbod van arbeid
  • Vraag naar arbeid
  • Arbeidspraticipatie
  • Arbeidsverdeling
  • Krappe arbeidsmarkt

  • Loon
  • Productiesectoren
  • Werkloosheid
  • Geregristreed werkloos
  • verborgen werkloos
  • Werkgelegenheid

Slide 12 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 4.3: 3, 4, 5, 7, 8, 10 en 11
Maken Rekenopdrachten: 11 en 12
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 4.3
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 4.3

 

timer
25:00

Slide 13 - Slide