bijvoeglijke naamwoorden


Bijvoeglijke naamwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute VL

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden 
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. 

  • De blauwe trui
  • De aardige vrouw
  • De houten trap

Slide 2 - Slide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord 
  • De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 


  • Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
  • De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch


Slide 3 - Slide

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos

lokalen
klein

Slide 5 - Drag question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
kat
C
op
D
kast

Slide 6 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoorden?
Het kleine meisje koopt een lekker ijsje.
A
meisje, kleine, ijsje
B
ijsje, lekker, koopt
C
kleine, ijsje , lekker
D
lekker, kleine

Slide 7 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in deze zin?

De knappe fotograaf maakte een mooie foto.
A
knappe, fotograaf
B
fotograaf, maakte
C
knappe
D
knappe, mooie

Slide 9 - Quiz

Hoe goed ging deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll