Woordenboekgebruik 4 mavo

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek

Slide 1 - Slide

Lernziel dieser Stunde:

Ik ben in staat om op de juiste manier een woordenboek te gebruiken!

- wanneer zoek ik een woord op?
- hoe zoek ik een woord op?

Slide 2 - Slide

Wann Wörter nachschlagen / nicht nachschlagen?

- begrijp ik de tekst (context) zonder opzoeken?
- woord afleiden NL/Engels/Frans?
- afkorting? Welke ken je?

Slide 3 - Slide


z. B.
u.s.w.
u.a.

Slide 4 - Slide


z. B  - zum Beispiel
u.s.w. - und so weiter
u.a. - unter anderem

Slide 5 - Slide

Welche Wörter suche ich im Wörterbuch nach?

  1. zelfstandig naamwoord - enkelvoud 
  2. werkwoord - hele werkwoord
  3. overige woorden -  signaalwoorden (reden, tegenstelling, opsomming etc.)


Leer de belangrijkste woorden
oranje boekje uit je hoofd

Slide 6 - Slide

der Kontext
- je kunt de zin waarin het onbekende woord staat gebruiken om de betekenis te raden
- je maakt dan gebruik van de context

z. B.
Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich verirrt.


Slide 7 - Slide

Ihr bekommt 20% Rabatt, die Hose kostet jetzt 60 euro anstatt 75

Slide 8 - Open question

Voriges Jahr war die Mückenpopulation sehr hoch, jetzt ist sie aber niedrig

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Samengestelde woorden
Staan niet (altijd) in woordenboeken:
  • kijk uit welke delen ze bestaan
  • hak het woord op de juiste plek in stukjes
  • zoek eventueel de vertaling op van de stukjes 
  • Let er op dat je het woord in het enkelvoud opzoekt

We gaan oefenen: hak de volgende woorden in de juiste stukjes!



Slide 11 - Slide

Hoe zoek je Großstädte op in het woordenboek?
A
Großstädte
B
Groß en Städte
C
Groß en Stadt
D
Groß en Stad

Slide 12 - Quiz

Hoe zoek je Entwicklungsländer op in het woordenboek
A
Entwicklungs Länder
B
Entwicklung en Land
C
Entwicklungsländer

Slide 13 - Quiz

Verben- werkwoorden
In het woordenboek alleen hele werkwoord - infinitief
bepaal dus eerst het hele werkwoord en zoek het op

Bijvoorbeeld:
Das geschah am Mittwoch
Verledentijdsvorm van het werkwoord geschehen
gebeuren


Slide 14 - Slide

Wir haben es geschafft!

Slide 15 - Open question

Was wird damit ausgesagt?

Slide 16 - Open question

Was spricht aus diesen Worten?

Slide 17 - Open question

Genitiv - 2e naamval
In het examen staan vaak 2e naamvallen
2 zelfstandige nmw worden zo aan elkaar gekoppeld
In het Nederlands gebruik je het koppelwoord 'van'

Zum Beispiel
Het geld van mijn tante - das Geld meiner Tante
De kleur van het koffer - die Farbe des Koffers



Slide 18 - Slide

Der Verfasser/Auteur des Textes

Slide 19 - Open question

Der Rapper geht auf den Eingang der Schule zu

Slide 20 - Open question

Welches Wort passt im Sinne des Textes?

Slide 21 - Open question

An die Arbeit
Titel - Unwetter: Schulkinder sitzen fest 
Lange/korte tekst
Aantal vragen?
Hoe ga je lezen?


Slide 22 - Slide

An die Arbeit
Titel betekenis?
lees de 4 beweringen
lees de 1e bewering nog eens
1 vraag per alinea?



timer
5:00

Slide 23 - Slide

Evaluatie
Wanneer gebruik je een woordenboek?
Hoe gebruik je een woordenboek?

Slide 24 - Slide

An die Arbeit
Titel - Was tun, wenn ich im Supermarkt Geld sparen will?
Lange/korte tekst
Aantal vragen?
Hoe ga je lezen?


Slide 25 - Slide

An die Arbeit
Titel betekenis?
Lees eerst de vraag helemaal door
lees tip 1
Welke titel past er het beste bij?
Ga zo verder met de andere tips.




timer
5:00

Slide 26 - Slide