Methodiek B-K1-W2 les 8 week 9 Beperkingen en stoornissen

Beperkingen en stoornissen
1 / 52
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Beperkingen en stoornissen

Slide 1 - Slide

terugblik en vooruitblik
De vorige les ging over hoofddoelen en werkdoelen en cliëntendossiers.
Vandaag gaan we aan de slag met Beperkingen & Stoornissen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- De student beschrijft het verschil tussen een stoornis, een 
   beperking, een aandoening, een ziekte en een handicap
- De student benoemt de specificatie van 7 psychiatrische 
   stoornissen

Slide 3 - Slide

WHO
- Om te bepalen of iets een beperking of een stoornis is, is het belangrijk 
   duidelijk te hebben wat nu wat is.
- Het indelingssysteem van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is 
   hierbij een praktisch middel.
- Dit indelingssysteem heet: International Classification of Functioning, 
   Disability and Health (ICF).
Vertaalt: Internationale kwalificatie van functioneren, beperkingen en gezondheid

Slide 4 - Slide

Stoornis
- wanneer een orgaan of lichaamsfunctie ontbreekt,
- afwijkingen vertoont,
- of beschadigd is,
- rekening houdend met de leeftijd van de betrokkene.

Slide 5 - Slide

Stoornis (2)
- Een stoornis kan betrekking hebben op alle mogelijke onderdelen van het 
   menselijk lichaam.
- Het is altijd objectief vast te stellen, bijvoorbeeld door een bevoegde arts of psycholoog.
- Stoornissen kunnen ernstig en licht zijn.
- Stoornissen kunnen tijdelijk of blijvend zijn.
- Stoornissen kunnen verergeren, verbeteren, maar ook stabiel blijven.
- Vaak zijn stoornissen continu aanwezig, maar soms zijn ze er af en toe 
   zoals bij epilepsie.

Slide 6 - Slide

Stoornis (3)
Je deelt stoornissen in naar het gebied waar ze over gaan.
Dan kom je tot de volgende stoornissen:
- stem-, spraak- en taalstoornis;
- orgaanstoornis;
- gehoor- en evenwichtsstoornis;
- gezichtsstoornis;
- stoornis in het bewegen;
- huid- en gevoelsstoornis (waaronder pijn);
- verstandelijke stoornis;
- psychische en psychiatrische stoornis.

Slide 7 - Slide

Stoornis (4)
Als het gaat om een stoornis in het verstandelijk functioneren, dan is er sprake van een verstandelijke beperking of een leerstoornis zoals dyslexie.

Een stoornis in het psychisch functioneren kan gaan om depressiviteit of gedragsproblemen

Slide 8 - Slide

Depressiviteit is een stoornis in het..
A
Verstandelijk functioneren
B
Psychisch functioneren

Slide 9 - Quiz

Een leerstoornis is een stoornis in het..
A
Verstandelijk functioneren
B
Psychisch functioneren

Slide 10 - Quiz

Beperking
- Beperking kan het gevolg zijn van een stoornis.
- Beperking = een moeilijkheid of onmogelijkheid om bepaalde normale 
   menselijke activiteit uit te voeren.
- Iemand is beperkt als hij zich bijvoorbeeld alleen met een rolstoel kan 
   verplaatsen of alleen met een aanpassing kan horen of lezen.
- Beperkingen kunnen ook verstandelijk zijn, bijvoorbeeld als iemand er 
   moeite mee heeft situaties te overzien, beslissingen te nemen, of dat 
   helemaal niet kan.


Slide 11 - Slide

Indeling bij beperkingen
Mensen kunnen een beperking hebben op het gebied van:
- leren en toepassen van kennis;
- communicatie;
- mobiliteit;
- zelfverzorging;
- huishouden;
- tussenmenselijke interacties en relaties;
- maatschappelijk leven.

We spreken over mensen met een beperking!!!!!


Slide 12 - Slide

Hulpmiddelen bij beperkingen
- prothesen en orthesen, bijvoorbeeld beugels, spalken en steunzolen;
- hulpmiddelen voor de mobiliteit, bijvoorbeeld looprek en rolstoel;
- woningaanpassingen en hulpmiddelen bij wonen en huishouden;
- communicatiehulpmiddelen, bijvoorbeeld picto’s, bril, leesloep en 
   hoorapparaat.

Het gebruik van een hulpmiddel zorgt ervoor dat mensen zelfstandig kunnen blijven functioneren. Ze hebben minder zorg en hulp nodig.


Slide 13 - Slide

Noem een voorbeeld van een beperking

Slide 14 - Mind map

Handicap
- Handicap = er is verlies van mogelijkheden om op een normale manier deel 
   te nemen aan het maatschappelijk verkeer.

- Een handicap is een participatieprobleem.


Slide 15 - Slide

Handicap (2)
- De begrippen ‘stoornis’, ‘beperking’ en ‘handicap’ hangen met elkaar 
   samen.
- Het een leidt niet altijd tot het ander.
- Het hangt bijvoorbeeld af van de aard en de ernst van de stoornis, van de 
   beschikbaarheid van hulpmiddelen.

Slide 16 - Slide

Een handicap is een...
A
integratieprobleem
B
internationalisatieprobleem
C
acceptatieprobleem
D
participatieprobleem

Slide 17 - Quiz

Ziekte
- Bij ziekte is er een verstoorde werking van een of meer organen.
- Ziekte verwijst naar een proces of een ontwikkeling in de tijd.
- Een ziekte heeft meestal een begin, een bepaald verloop en een – gunstig 
   of ongunstig – einde.
- Bij een aantal chronische ziekten kan dit anders liggen, zoals diabetes, 
   reuma en stofwisselingsziekten.

Slide 18 - Slide

Ziekte 2
- Een beperking is veel meer een statische toestand, het is blijvend.
- Iemand die ziek is heeft meestal pijn, voelt zich beroerd.
- Bij iemand die een beperking heeft is dit vaak niet zo.
- Iemand met een beperking voelt zich over het algemeen kiplekker, gezond.
- Hij wil dus ook niet als patiënt gezien en benaderd worden.
- Hij heeft geen behoefte aan extra vitamines, extra zorg of rust. Hij wil niet 
   ontzien worden

Slide 19 - Slide

Een ziekte is een verstoorde werking van ...
A
een of meer ledematen
B
een of meer zenuwen
C
een of meer organen
D
een of meer onderdelen

Slide 20 - Quiz

Aandoening
Aandoening = een overkoepelend begrip voor het geheel van symptomen, ziekteverschijnselen, ziekten, beperkingen en letsels.
Een aandoening is iedere afwijking van de gezonde toestand van lichaam of geest.
Voorbeelden van aandoeningen zijn:
- het syndroom van Down,
- een CVA,
- longontsteking.


Slide 21 - Slide

We gaan nog wat dieper in op beperkingen

Slide 22 - Slide

Vormen van beperkingen
Er een verschil tussen:
- Beperkingen op lichamelijk gebied en beperkingen op verstandelijk gebied
- Aangeboren en niet-aangeboren beperkingen.
                     Bij aangeboren en niet-aangeboren beperkingen kijk je naar het 
                     moment waarop de beperking is ontstaan.
Iemand kan een verstandelijke en lichamelijke beperking hebben.
Een combinatie van doofheid en blindheid komt ook voor = een meervoudige beperking.

Slide 23 - Slide

Lichamelijke beperkingen
- motorische beperkingen: er is sprake van bewegingsbeperkingen, zoals bij verlamming, 
                                                          spasticiteit;
- zintuiglijke beperkingen: het gehoor of gezichtsvermogen is beperkt, zoals bij iemand die                                                                     doof of blind is;
- orgaanbeperkingen: een bepaald orgaan functioneert beperkt of helemaal niet, zoals bij 
                                               astma en andere longaandoeningen of bij nierpatiënten;
- spraak- en taalstoornissen: er zijn problemen met de uitspraak van woorden of het begrijpen 
                                                              of uiten van taal, zoals bij stotteren of afasie.

Beperkingen op lichamelijk gebied kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn.


Slide 24 - Slide

Beperkingen op verstandelijk gebied
- Kunnen ernstig tot licht zijn.
- Het gaat om duidelijke beperkingen die iemand heeft in het intellectuele (verstandelijke)         
   functioneren en het aanpassingsvermogen.
- In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is het gebruikelijk om een indeling     
   te maken naar niveau:
                            - Zeer ernstig verstandelijk beperkt
                            - Ernstig verstandelijk beperk
                            - Matig verstandelijk beperk
                            - Licht verstandelijk beperkt
Beperkingen op verstandelijk gebied kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn.


Slide 25 - Slide

Aangeboren beperkingen
= Als de beperking is ontstaan voor, tijdens of vlak na de        
   geboorte, dan is er sprake van een aangeboren beperking.

Slide 26 - Slide

Mogelijke oorzaken van aangeboren beperkingen
 - erfelijke en/of genetische oorzaken, zoals chromosoomafwijkingen;
 - stofwisselingsstoornissen en andere aanlegstoornissen, met als gevolg misvormingen
         van (in ieder geval) het zenuwstelsel;
 - stoornissen tijdens de zwangerschap door exogene invloeden (invloeden van buitenaf),
        zoals infectieziekte bij de moeder (rodehond, toxoplasmose), medicijngebruik of straling;
 - stoornissen tijdens de geboorte, bijvoorbeeld zuurstoftekort en hersenbloeding;
 - stoornissen direct na de geboorte, bijvoorbeeld zuurstoftekort.
- stoornissen in het eerste levensjaar, bijvoorbeeld hersen(vlies)ontsteking, zuurstoftekort, 
       hersenbloeding en trauma.
Een kind met een aangeboren beperking zal extra gestimuleerd moeten worden.

Slide 27 - Slide

Er is GEEN sprake van een Aangeboren Beperking als deze beperking ontstaan is..
A
vlak na de geboorte
B
tijdens de geboorte
C
2 weken na de geboorte
D
voor de geboorte

Slide 28 - Quiz

Niet-aangeboren beperkingen
= als iemand op een latere leeftijd een beperking krijgt of er is niet-aangeboren hersenletsel.

Mogelijke oorzaken van niet-aangeboren beperkingen zijn:
- ziekte, zoals hersen(vlies)ontsteking, polio en kwaadaardige tumoren;
- ongeval, bijvoorbeeld verdrinking of een verkeersongeval;
- ouderdom;
- ernstige mishandeling;
- ernstige en langdurige ondervoeding;
- vaatstoornissen

Slide 29 - Slide

Psychiatrische stoornissen

Slide 30 - Slide

Psychiatrische stoornissen volgens DSM V
- Psychotische stoornissen
- Stemmingsstoornissen
-  Persoonlijkheidsstoornissen
- Angststoornissen
- Stoornissen samenhangend met trauma en stress
- Stoornissen in de impulscontrole en verslavingsstoornissen
- Eetstoornissen

Slide 31 - Slide

Psychotische stoornissen
- Bij een psychotische stoornis zijn het denken en waarnemen verstoord. 
- De realiteitstoetsing is niet intact
- Mensen met psychotische stoornissen hebben last van hallucinaties en waanideeën, zoals 
   het horen van stemmen of het geloven dat iemand achter hen aan zit. 

Een bekend voorbeeld van een psychotische stoornis is schizofrenie

Psychotische stoornissen zijn bijna altijd ernstig, vooral ook omdat de cliënt volledig de grip op de werkelijkheid kwijt is en zeer veel angst ervaart.

Slide 32 - Slide

Stemmingsstoornissen
- Bij een stemmingsstoornis is langere tijd sprake van verstoorde gevoelens 
   en/of stemming die invloed heeft op het totale functioneren. 

- Stemmingsstoornissen zijn onder andere depressie en bipolaire stoornis.

Slide 33 - Slide

Persoonlijkheidsstoornissen
- Wie een gezonde persoonlijkheid heeft, is in staat om zijn of haar gedrag aan te passen aan de omstandigheden en de situatie. 
- Er is pas sprake van een persoonlijkheidsstoornis wanneer iemand extreme variaties van ‘gewone’ karaktertrekken vertoont en zich niet meer goed kan aanpassen aan de omgeving. 

Denk aan extreme jaloezie of extreem perfectionisme. 

Voorbeelden van persoonlijkheidsstoornissen zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis, narcistische persoonlijkheidsstoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis.

Slide 34 - Slide

Angststoornissen
- Iemand met een angststoornis reageert overmatig angstig in bepaalde situaties. 
- In contact met de bron van hun angst zijn bij mensen met angststoornissen allerlei 
   angstreacties waar te nemen, zoals een versnelde hartslag, trillen en zweten

Voorbeelden van angststoornissen zijn paniekstoornissen, obsessieve-compulsieve stoornis en sociale angststoornis.

Slide 35 - Slide

Stoornissen samenhangends met trauma en stress

Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen zijn zijn stoornissen die samenhangen met ingrijpende gebeurtenissen met ernstige stress en psychotrauma tot gevolg.

Voorbeelden van stoornissen die samenhangen met trauma en stress zijn: posttraumatisch stressstoornis (ptss) en hechtingsstoornissen.

Slide 36 - Slide

Stoornissen in de impulscontrole en verslavingsstoornissen
- Bij een stoornis in de impulscontrole heeft iemand geen of weinig controle over bepaalde 
   impulsen. Hierdoor ontstaan allerlei problemen. 
- Na de handeling voelt de betrokkene zich meestal erg schuldig, omdat het hem (weer) niet 
   gelukt is om de impuls te weerstaan. 
Voorbeelden van stoornissen in de impulscontrole zijn: pyromanie (onbeheersbare drang om brand te stichten) en kleptomanie (onbeheersbare drang om te stelen). Ook agressief gedrag kan samenhangen met een stoornis in de impulscontrole.

- Bij verslavingsstoornissen is sprake van een lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid van 
   een bepaald middel dat schadelijk is. 
Verslavingsstoornissen zijn bijvoorbeeld alcoholisme en gokverslaving.

Slide 37 - Slide

Eetstoornissen
- Bij een eetstoornis is sprake van zowel een verstoord eetgedrag als van 
   verstoorde opvattingen over eten en gewicht. 
- Ook kan sprake zijn van een afkeer van bepaald voedsel. 
- Mensen met een eetstoornis hebben vaak een onrealistisch lichaamsbeeld 
   en zijn erg obsessief bezig met het bereiken van dit ideaal.

Bekende eetstoornissen zijn anorexia nervosa en boulimia nervosa.

Slide 38 - Slide

Schizofrenie is een .... stoornis
A
stemmings
B
psychotische
C
angst
D
eet

Slide 39 - Quiz

Signalen van psychiatrische stoornissen
- Bij cliënten met psychiatrische stoornissen zijn de psychologische 
   functies verstoord, met als gevolg dat ook het gedrag afwijkend is. 
- Er kan sprake zijn van een verstoord functioneren op allerlei gebieden

- De verstoorde psychologische functies zijn een van de belangrijkste 
   symptomen van psychiatrische stoornissen

Slide 40 - Slide

Signalen van psychiatrische stoornissen 2
- Verstoorde expressie en psychomotoriek
- Verstoord bewustzijn
- Verstoorde zelfbeleving
- Verstoorde waarneming
- Verstoord denken
- Verstoord gevoelsleven
- Verstoord willen en verlangen

Slide 41 - Slide

Verstoorde expressie en psychomotoriek
- Deze kunnen in allerlei vormen voorkomen. 
- Denk aan rusteloosheid in bewegen of praten, of traag bewegen of praten. 
- Daarnaast kan de cliënt ook stereotiepe bewegingen en/of grimassen maken, of juist niet of 
   nauwelijks bewegen of praten.


- Wanneer het gaat om verstoorde non-verbale reacties op een situatie, spreek je van 
   stoornissen in de emotionele expressie
- De reactie kan onder meer te sterk zijn (verhoogde emotionele expressie) of juist te weinig 
   (verminderde emotionele expressie). 
- Voor emotionele expressie wordt ook wel het woord ‘affect’ gebruikt.

Slide 42 - Slide

Verstoord bewustzijn
- Hier kan je bijvoorbeeld opvallen dat de cliënt wazig, suf, niet helder 
   reageert. 
- Ook kan sprake zijn van een totaal gebrek aan concentratie of juist 
   hyperalert (paniekerig) reageren.

Slide 43 - Slide

Verstoorde zelfbeleving
- Dit noem je ook wel depersonalisatie
- Bij depersonalisatie heeft de cliënt het gevoel zichzelf niet meer te 
   herkennen, zichzelf niet meer te zijn. 
- Er is sprake van totale zelfvervreemding.

Slide 44 - Slide

Verstoorde waarneming
- Bij psychiatrische stoornissen komt een verstoorde waarneming tot uiting in hallucinaties.

- Een hallucinatie is een zintuiglijke waarneming die niet overeenkomt met wat er in de 
   werkelijkheid is.

- Voor degene die hallucineert, is de waarneming levensecht. Hij is ervan overtuigd dat de 
   waarneming werkelijkheid is. Deze overtuiging is zo sterk dat correctie op geen enkele manier 
   mogelijk is. Allerlei argumenten en ‘tegenbewijzen’ om de persoon in te laten zien dat hij zich 
   vergist, zijn zinloos. 
- Hallucinaties kunnen betrekking hebben op alle zintuiglijke functies (horen, zien, ruiken, 
  proeven, voelen).

Slide 45 - Slide

Verstoord denken
Verstoord denken kan verschillende vormen hebben. 
1.  Bij een formele denkstoornis is de vorm van het denken verstoord. Er is 
     sprake van verward denken.

2. Een waan is een niet-corrigeerbare onjuiste opvatting die duidelijk in 
     strijd is met de werkelijkheid.

Slide 46 - Slide

Verstoord gevoelsleven
Bij cliënten kan op verschillende manieren sprake zijn van een verstoord gevoelsleven
- Mogelijkheden zijn zowel een abnormaal neerslachtig gevoel als een abnormale vrolijkheid.  
- Tegelijkertijd is vaak sprake van een verhoogde prikkelbaarheid.

Bij cliënten kan ook sprake zijn van gevoelsarmoede en apathie: wat er ook gebeurt, de cliënt toont geen enkele emotie.
Een andere vorm van verstoord gevoelsleven is wanneer de gevoeligheid voor emoties verstoord is. Dit noem je affectlabiliteit.
Affectlabiliteit betekent een sterke schommeling in de uiting van gevoelens. De eigen gevoelens en/of stemming zijn erg moeilijk onder controle te houden, waardoor zij door een heel kleine gebeurtenis al kunnen omslaan.
Bij affectlabiliteit moet een cliënt bijvoorbeeld om niets huilen of lachen


Slide 47 - Slide

Verstoord willen en verlangen
Dit kan zich op verschillende manieren uiten, 
bijvoorbeeld 
- totale ambivalentie, 
- ontremd gedrag en 
- dwanghandelingen. 

Ambivalentie in het gedrag kan er heel vreemd uitzien.

Slide 48 - Slide

Hallucinaties vallen onder verstoord(e)..
A
waarneming
B
denken
C
gevoelsleven
D
zelfbeleving

Slide 49 - Quiz

Wanen vallen onder verstoord(e) ...
A
gevoelsleven
B
denken
C
verlangen
D
zelfbeleving

Slide 50 - Quiz

Leerdoelen behaald?
- De student beschrijft het verschil tussen een stoornis, een
   beperking, een aandoening, een ziekte en een handicap
- De student benoemt de specificatie van 7 psychiatrische
   stoornissen

Slide 51 - Slide

Tips & Tops

Slide 52 - Slide