This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 3.1
BK: Organismen ordenen blz. 132
KGT: organismen ordenen blz. 148
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
1. Je kunt de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacterien
2. Je kunt uitleggen wanneer organisme tot de zelfde soort behoren
Slide 2 - Slide
Ordenen
Je kan voorwerpen en organisme indelen in verschillende groepen of sorteren dit noem je ordenen.
Bij ordenen verdeel je een verzameling in groepen met hetzelfde kenmerk.
Slide 3 - Slide
Ordenen & Kenmerken
Ordenen = Het indelen van organisme in groepen
Indeling op grond van gemeenschappelijke kenmerken.
Kenmerk = Een eigenschap waaraan je een organisme kunt onderscheiden van andere organisme
Slide 4 - Slide
Ordenen
Om te bepalen of een organisme een plant, een dier of een schimmel is:
Kijk naar de cellen & naar het DNA in de celkern
Slide 5 - Slide
4 rijken
Biologen ordenen alle organismen in 4 groepen. Zo'n groep noem je een rijk. Hiernaast zie je de 4 rijken.
Bij het indelen heeft men gekeken naar de celkenmerken: celkern, celwand en bladgroenkorrels.
Slide 6 - Slide
Celkenmerken
Slide 7 - Slide
Bs 1: Organisme ordenen
.
Slide 8 - Slide
Soorten en rassen
Soorten = organisme die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Ras = een groep organisme binnen een soort, die sterker op elkaar lijken dan andere groepen van dezelfde soort
Slide 9 - Slide
Voorbeeld: Ezel en een paard
+
Kunnen kinderen maken samen. Maar deze kinderen zijn onvruchtbaar en kunnen dus zelf geen kinderen meer krijgen.
Een ezel en een paard zijn dus een andere soort
Slide 10 - Slide
Voorbeeld: Poedel en een labrador
+
Een poedel en een labrador. Het zijn honden. Ze horen tot de zelfde soort. Ze hebben alleen een ander ras. Samen kunnen ze kinderen krijgen en die kinderen zijn ook weer vruchtbaar.