Impératif met meewerkend voorwerp
3. Parle au garçon! Parle-lui! Praat met hem !
Met ontkenning: Ne lui parle pas! Praat niet met hem!
4. Parle avec mon père! Parle avec lui!
Met ontkenning: Ne parle pas avec lui!
5. Va à la gare! Vas-y!
Als de PV eindigt op een klinker, moet je een –s toevoegen als y achter komt.
Met ontkenning: N’y va pas!