Kopen is kiezen_3HV_2.1

Agenda les
  • Introductie vraag en aanbod
  • leerdoelen par 2.1
  • uitleg par 2.1
  • zelf aan de slag
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Agenda les
  • Introductie vraag en aanbod
  • leerdoelen par 2.1
  • uitleg par 2.1
  • zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Leerdoelen paragraaf 2.1
  • Je kunt de prijs en de hoeveelheid (Qv) berekenen uit de vraaglijn
  • Je kunt een vraaglijn lezen en opstellen
  • Je kunt beredeneren wat er met een vraaglijn gebeurt als de prijs verandert (verandering langs vraaglijn) of andere factoren die van invloed zijn op de vraaglijn veranderen (verandering van de vraaglijn).

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

2.1 de vraaglijn
Vraaglijn: lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consumenten bij die prijs willen kopen.


Vraaglijn is dalende lijn want hoe hoger de prijs, dester minder aantrekkelijk het is om het product te kopen. (zie je aan de – voor de 100P op volgende dia)

Gevraagde hoeveelheid: aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen.

Slide 6 - Slide

Voorbeeld vraaglijn
Voorbeeld: Q= - 100P + 24.000
Q= de vraag in aantal stuks
P= de prijs per product

Gevraagde hoeveelheid: aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen.

Slide 7 - Slide

Toelichting bron 1
Bij een prijs van €40 per kaartje willen 20.000 fans (=gevraagde hoeveelheid) een kaartje kopen. 

Bij een prijs van €80 haken 4.000 fans af. Maar 16.000 fans 
(= gevraagde hoeveelheid) willen dan nog steeds een kaartje voor het concert in Adam kopen.

Slide 8 - Slide

Berekenen gevraagde hoeveelheid
  • Manier 1 was aflezen in de grafiek

  • Manier 2 is berekenen met de formule: 
Qv= -100P+ 24.000
P= €40 invullen in formule
Qv= -100 x 40 + 24.000 = 20.000 stuks

Slide 9 - Slide

Een verandering LANGS de vraaglijn
  • Vraaglijn is een verzameling prijzen met bijbehorende gevraagde hoeveelheid.
  • Dus als de prijs van het product verandert dan heeft dat een verandering langs de vraaglijn tot gevolg.

Slide 10 - Slide

Een verandering van de vraaglijn?
  • Het inkomen van de consument daalt of stijgt.
    - inkomen stijgt vraaglijn naar rechts
  • De smaak van de consumenten verandert.
    - product aantrekkelijker vraaglijn naar rechts
  • Het aantal consumenten daalt of stijgt.
    - aantal stijgt dan vraaglijn naar rechts
  • De prijs van een concurrent daalt of stijgt.
    - prijs concurrent stijgt dan vraaglijn naar rechts

Slide 11 - Slide

Inkomen en koopkracht
Inkomen; hoeveelheid geld die een Nederlander in een bepaalde periode ontvangt, bv loon of uitkering.

Koopkracht (van het inkomen); hoeveelheid goederen die met het inkomen gekocht kunnen worden.
Formule koopkracht= procentuele verandering inkomen - procentuele verandering prijzen goederen.

Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 2.1 (vanaf blz 39 Havoboek en blz 40 VWO boek);
  • Maak opgave 1 t.m. 10 Havo (inclusief eindopdracht) en 1 t.m. 10 VWO par 2.1;

Slide 13 - Slide