Par. 3.1 Water in beweging

  • Boek, aantekenblad 3.1 en pen op tafel. 
  • Chromebook: inloggen in LessonUp, scherm half dicht.
  • Tas op de grond.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • Boek, aantekenblad 3.1 en pen op tafel. 
  • Chromebook: inloggen in LessonUp, scherm half dicht.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Introductie H3
  • Lezen par. 3.1 
  • Bespreken 3.1 + tussentijds verwerkingsopdrachten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 3.1
  • Je kent de betekenis van de begrippen uit paragraaf 3.1.
  • Je kent de 3 verschillende fases van water: vloeibaar, gas (waterdamp) en vast (ijs).
  • Je kent de 5 onderdelen van de kringloop van het water. Hierbij weet je ook wat de onderdelen betekenen/ inhouden.
  • Je weet het verschil tussen de korte en lange kringloop van het water.
  • Je kunt beredeneren welke invloed een verandering in een onderdeel van de kringloop van het water heeft op andere onderdelen van de kringloop van het water.
  • Je kent de verdeling van water die zichtbaar is in bron 7.
  • Je kunt uitleggen hoe wind zorgt voor zeestromen.
  • Je kunt uitleggen hoe verschil in zeewatertemperatuur zorgt voor zeestromen.
  • Je kunt uitleggen welke invloed een koude of warme zeestroom heeft op het weer, waarbij je de onderdelen 'verdampen' en 'condensatie' uit de kringloop van het water gebruikt in je antwoord.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Veranderen van fase?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wanneer vloeibaar water verandert in waterdamp, dan noemen we dat?
A
Smelten
B
Condenseren
C
Verdampen
D
Sublimeren

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
Afstromen
Neerslag
Infiltreren
Verdamping
Condenseren

Slide 8 - Drag question

nu kun je je kennis testen. 
Zet achter ieder cijfer Juist of onjuist
1. IJsmassa’s vormen geen onderdeel van de kringloop van het water.
2. Het water dat bij nr. 7 in de bodem terechtkomt, wordt infiltratiewater of grondwater genoemd.
3. Afstroming via grondwater gaat sneller dan via het oppervlaktewater.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Door ontbossing zal de verdamping
A
Toenemen
B
Afnemen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Verdeling van water?
Zout
IJskappen & gletsjers
Oppervlakte water is het water dat je kunt zien, zoals meren, vennen, rivieren en zeeën.
Grondwater is het water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteenten getrokken is.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lees de vraag en kies het juiste antwoord. Het is een meerkeuzevraag!

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak vraag 2 en 3.

Hiervoor krijg je 6 minuten. Maak gebruik van je aantekeningen en de tekst uit het boek om juiste antwoorden te formuleren.

Klaar? Werk verder aan opdracht 4.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Zeestromen
Zeestromen worden aangedreven door:
  1. De wind (bovenste deel van het zeewater);
  2. Verschil in dichtheid (door verschil in temperatuur). Koud water is zwaar, warm water is licht.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Warm, zout water stroomt via het oppervlak (vooral door de wind) richting het noorden
Het zeewater is op deze plek sterk afgekoeld en wordt zwaarder. Hierdoor zinkt het water en stroomt het weg richting het zuiden.
Warme zeewater stroomt langs Europa. Dit zorgt ervoor dat het niet heel koud is en dat er voldoende neerslag valt. Warm water betekent namelijk meer verdamping!
Koude water wordt weer opgewarmd waardoor het weer richting het noordelijk halfrond gaat stromen
Zeestroom als 'lopende band'

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zeestroom en het weer?
Koud water zorgt voor lagere temperaturen en weinig verdamping. Hierdoor is er minder condensatie en dus minder neerslag!

Warm water zorgt voor hogere temperaturen en meer verdamping. Daardoor is er ook meer condensatie en dus meer neerslag.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Noem twee aandrijfkrachten die de zeestromen veroorzaken.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Twee beweringen:
1. Het water van een warme zeestroom is zwaarder dan dat van een koude zeestroom
2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Zeestromen hebben diverse invloeden op klimaatgebieden. 
Zet de juiste invloed bij de juiste zeestroom.
Warme Zeestroom
Koude Zeestroom
Komt vanaf de polen
Zorgt voor veel neerslag
Zorgt voor droge lucht
Geeft ijsvrije havens
Komt vanaf de evenaar
Maakt het klimaat minder extreem

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Gebruik de atlaskaart 212 en 244.
Ierland ligt op ongeveer dezelfde breedte als Labrador in het oosten van Canada (zie atlaskaart 212). Ondanks dezelfde breedteligging, is er een verschil in temperatuur tussen Ierland en Labrador.

Geef aan wat de oorzaak is van de grote verschillen in temperatuur tussen Ierland en Labrador.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

De waterkringloop laat zien hoe het water op aarde beweegt.
Welke uitspraken over de waterkringloop zijn juist?
A De waterkringloop wordt door de zon aangedreven.
B Water stroomt via de zee naar rivieren.
C Het meeste water verdampt boven zee.
D Grondwater heeft niets met de waterkringloop te maken.
E IJs en sneeuw horen niet bij de waterkringloop

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak vraag 4, 5 en 6. Start met 5!

Atlas 55e editie
  • Vraag 5A: kaart 244
  • Vraag 5D: kaart 79B en 244
  • Vraag 5E: zoek de 2 plaatsen op via Google.


Slide 23 - Slide

This item has no instructions