1. In ons land zijn drie overheden. Noem ze alle drie. 2p
1 / 16
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1. In ons land zijn drie overheden. Noem ze alle drie. 2p
Slide 1 - Open question
2. Hoe noem je een werknemer die in dienst van de overheid werkt? 1p
Slide 2 - Open question
3. Geef achter elke zin aan of het wel of niet een kenmerk is van collectieve voorzieningen. A: Alleen sommige burgers mogen gebruik maken van collectieve voorzieningen. 0.5p B: De overheid betaalt de collectieve voorzieningen. 0.5p C: Onderwijs en politie zijn voorbeelden van collectieve voorzieningen. 0.5p
Slide 3 - Open question
4. De overheid zorgt voor een goede infrastructuur in ons land. Geef een voorbeeld hoe jij in je dagelijkse leven gebruikmaakt van de infrastructuur. 1p
Slide 4 - Open question
5. Geef achter elke voorziening aan of het wel of niet hoort bij de collectieve sector. 1- basisschool 0.4p 2- tankstation 0.4p 3- telefoonwinkel 0.4p 4- verkeerslichten 0.4p 5-wandelpark 0.4p
Slide 5 - Open question
6. Mensen die geen of te weinig inkomen hebben, kunnen een uitkering krijgen. In ons land heeft de overheid dat geregeld. Hoe noem je al deze regelingen samen? 1p
A
Sociale premies
B
Sociale zekerheid
C
Belastingen
D
Zorgstelsel
Slide 6 - Quiz
7. Het doel van bedrijven in de particuliere sector is niet hetzelfde als het doel van de collectieve sector. Wat is het belangrijkste verschil? 1p
A
De collectieve sector levert diensten. Bedrijven in de particuliere sector leveren goederen
B
De collectieve sector levert goederen. Bedrijven in de particuliere sector leveren diensten
C
De collectieve sector wil winst behalen. Bedrijven in de particuliere sector hoeven dat niet
D
De collectieve sector hoeft geen winst te behalen. Bedrijven in de particuliere sector willen dat
wel
Slide 7 - Quiz
8. Wat is belasting? 1p
Slide 8 - Open question
9. Wie betalen loonbelasting? 1p
A
Alleen bedrijven die winst maken
B
Alleen werknemers
C
Iedereen die in ons land woont
D
Iedereen met een inkomen
Slide 9 - Quiz
10. De overheid wil de btw-tarieven verhogen. Koos is eigenaar van een groente- en fruitzaak. Hij is niet blij met de btw-verhoging. ‘Ik ben bang dat mijn winst nu zal dalen’, zegt Koos. Leg uit waarom er kans is dat de winst van Koos zal dalen. 1p
Slide 10 - Open question
11. Wat wil de overheid bereiken met het geven van subsidies aan sportclubs?
Slide 11 - Open question
12. Geef achter elke stelling aan of deze juist of onjuist is. 1- Verkeersboetes horen bij de belastingontvangsten. 0.5p 2- Op benzine zit geen btw, maar wel accijns. 0.5p 3- De overheid kan bedrijven met subsidie helpen milieuvriendelijker te produceren. 0.5p
Slide 12 - Open question
13. Vul in de tekst de juiste woorden in. 1- Werkgevers betalen de A. accijns B. btw C. loonbelasting D. inkomstenbelasting van hun werknemers aan de belastingdienst. 0.5p 2- Bij de koop van goederen of diensten betaal je A. accijns B. btw C. loonbelasting, die daarna door de verkoper wordt afgedragen aan de Belastingdienst. 0.5p 3- A. accijns B. btw C. loonbelasting D. inkomstenbelasting is een extra belasting op producten die slecht zijn voor het milieu en je gezondheid. 0.5p
Slide 13 - Open question
14. Vul in de tekst de juiste woorden in. 1- Ieder jaar op A. Koningsdag B. miljoenennota C. Prinsjesdag D. rijksbegroting E. troonrede leest de koning de 2- A. Koningsdag B. miljoenennota C. Prinsjesdag D. rijksbegroting E. troonrede voor. Daarin staan de plannen van de regering voor het komende jaar. 1p
Slide 14 - Open question
15. Geef achter elke stelling aan of deze juist of onjuist is. 1- Als de rijksinkomsten hoger zijn dan de rijksuitgaven, is er sprake van een begrotingsoverschot. 0.5p 2- Bij een begrotingstekort zal de overheid de belastingen verlagen 0.5p 3- De overheid kan de uitgaven verlagen door geld te lenen 0.5p
Slide 15 - Open question
16. In 2018 is het aantal verkeersovertredingen in Nederland gedaald van 9,4 miljoen naar 9,2 miljoen overtredingen. Leg uit dat dit gevolgen heeft voor de inkomsten van de overheid. 1p