H1 t/m H4

Bij belasting betalen betekent het marginaal tarief...
A
Het gemiddelde percentage dat je moet betalen
B
Het hoogste percentage dat je moet betalen
C
Het laagste percentage dat je moet betalen
D
Het percentage dat de meeste mensen betalen
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Bij belasting betalen betekent het marginaal tarief...
A
Het gemiddelde percentage dat je moet betalen
B
Het hoogste percentage dat je moet betalen
C
Het laagste percentage dat je moet betalen
D
Het percentage dat de meeste mensen betalen

Slide 1 - Quiz

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week (af)gemaakt worden.
Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden. Zie bron.
De dominante strategie voor Frank is:

A
voorbereiden.
B
niet voorbereiden.

Slide 2 - Quiz

De Lorenzcurve gebruik je om de inkomensongelijkheid in een land weer te geven.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

Door nivellering komt de Lorenzcurve verder van de diagonaal af te liggen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat is een progressief belastingstelsel?
A
Je gaat meer belasting betalen naarmate je meer geld verdient.
B
Een stelsel waarbij iedereen gebruik maakt van aftrekposten/heffingskortingen
C
Je gaat minder belasting betalen naarmate je meer verdient.
D
Een stelsel waarbij iedereen procentueel gezien evenveel belasting betaalt.

Slide 5 - Quiz

Welke is GEEN voorbeeld van een aftrekpost?
A
hypotheekrente
B
studiekosten
C
benzinekosten
D
pensioenpremies

Slide 6 - Quiz

Wat is de aftrekpost voor wat betreft de hypotheek?
A
Rente
B
Aflossing
C
Rente + aflossing
D
Rente + aflossing + lening

Slide 7 - Quiz

geld sparen is een voorbeeld van ruilen over de tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wie heeft er recht op de algemene heffingskorting van de inkomstenbelasting?
A
Iedereen
B
Niemand
C
Iedereen met een fulltimebaan
D
Iedereen die met pensioen is

Slide 9 - Quiz

Wat is WEL een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
Sparen voor een scooter
D
het krijgen van een uitkering

Slide 10 - Quiz

IS HIER SPRAKE VAN EEN GEVANGENENDILEMMA?
A
NEE, WANT 7 IS MEER DAN 5
B
JA, WANT ER IS GEEN BETERE UITKOMST
C
NEE, WANT ER IS GEEN BETERE UITKOMST.
D
NEE, WANT ER ZIJN TWEE UITKOMSTEN

Slide 11 - Quiz

Wat is de formule voor het gemiddelde tarief?
A
Te betalen belasting / belastbaar loon x 100%
B
Te betalen belasting / bruto loon x 100%
C
Belastbaar loon/ te betalen belasting x 100%
D
Brutoloon/ te betalen belasting x 100%

Slide 12 - Quiz

Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen

Slide 13 - Quiz