Les 8: ademhalen

Les 8: ademhalen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 8: ademhalen

Slide 1 - Slide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
-Lesstof ademhalen
-Opgave ademhalen
-Filmpjes

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de werking van de longblaasjes beschrijven.
  • Je kunt de verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht.
  • Je kunt beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen.

Slide 3 - Slide

Welk nummer geeft de keelholte aan? En welk nummer de bronchiën?

Slide 4 - Open question

Wat is de functie van het neusslijmvlies?
A
het tegenhouden van ziekteverwekkers
B
geur herkennen
C
het verwarmen van de inkomende lucht
D
het opnemen van zuurstof

Slide 5 - Quiz

Groot alarm voor persoon die zich verslikt
Zeker twee ambulances zijn donderdagavond in actie gekomen voor een persoon die zich in een restaurant had verslikt in een stukje vlees of vis. Rond kwart over zeven ging het mis in het restaurant waarop direct de hulpdiensten werden gealarmeerd. Omdat er volgens de eerste melding sprake zou zijn van een reanimatie, werden meerdere ambulances opgeroepen om hulp te bieden. Ambulancepersoneel heeft zich over het slachtoffer ontfermd. Gelukkig ging het al vrij snel beter met het slachtoffer waarna de extra ambulances weer konden terugkeren.
In welk orgaan is het stukje vlees of vis gekomen door het verslikken?
A
in de huig
B
in de luchtpijp
C
in de slokdarm

Slide 6 - Quiz

In de afbeelding zie je drie verschillende situaties.

Welke tekening komt overeen met het verslikken?

Slide 7 - Open question

Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling.

Als je in de winter naar school fietst, heeft neusademhaling nog meer voordelen voor je gezondheid dan in de zomer. Leg dat uit.

Slide 8 - Open question

Bij sporters komt mondademhaling veel voor. Bij ademen door de mond kun je in één keer meer lucht inademen dan door de neus.

Welk ander voordeel heeft mondademhaling voor sporters? Kijk naar de luchtweg bij mondademhaling en bij neusademhaling.

Slide 9 - Open question

Ademhalen
Door in en uit te ademen komt er steeds verse lucht in je longen. Je kunt op twee manieren in- en uitademen: via de borst of via de buik.

Slide 10 - Slide

Gaswisseling

Aan de uiteinden van de vertakkingen van de bronchiën zitten longblaasjes (zie
 afbeelding). Rondom de longblaasjes zit een netwerk van kleine bloedvaatjes:
de longhaarvaten. In de longblaasjes zit lucht en in de longhaarvaten zit bloed. 
De wand van de longblaasjes is erg dun. Ook de wand van de bloedvaatjes is 
erg dun. Daardoor kunnen zuurstof en koolstofdioxide gemakkelijk door deze 
wanden heen:
• Zuurstof uit de lucht wordt door de wanden heen opgenomen in het bloed.
• Koolstofdioxide uit het bloed wordt door de wanden heen afgegeven aan de 
lucht.

De opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide via de longblaasjes
 noem je gaswisseling (zie afbeelding). De wanden zijn erg dun en de 
longblaasjes hebben samen een heel groot oppervlak. Daardoor gaat de 
gaswisseling in de longen heel snel.

Slide 11 - Slide

Zuurstof en koolstofdioxide
De lucht die je inademt, bevat veel zuurstof. In de longblaasjes gaat zuurstof uit de lucht naar het bloed. Het bloed vervoert de zuurstof naar de cellen. In de cellen wordt de zuurstof gebruikt voor de verbranding.

Bij de verbranding in de cellen ontstaat koolstofdioxide. De cellen geven het koolstofdioxide af aan het bloed. Het bloed vervoert het koolstofdioxide naar de longen. Daar wordt het koolstofdioxide uit de longhaarvaten afgegeven aan de lucht in de longblaasjes. Daarna adem je de lucht uit. Zo wordt koolstofdioxide afgevoerd uit je lichaam. Ook het water dat bij de verbranding ontstaat, wordt op deze manier afgevoerd.

Slide 12 - Slide

Borstademhaling
Bij de ademhaling gebruik je de ,). Je kunt op twee manieren ademhalen: met de borstkas en met de buik. Bij de borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen. Bij een inademing spannen de tussenribspieren zich aan. Daardoor bewegen je ribben en je borstbeen omhoog en wordt je borstholte groter (zie afbeelding 1). Je longen worden daardoor groter en zuigen lucht naar binnen: je ademt in. Als de tussenribspieren ontspannen, bewegen je ribben en je borstbeen omlaag (zie afbeelding 2). Je borstholte en je longen worden weer kleiner. De lucht wordt naar buiten geperst: je ademt uit.

Slide 13 - Slide

Buikademhaling
Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Je middenrif trekt zich samen, waardoor het omlaag beweegt (zie afbeelding 1). Daardoor wordt je borstholte groter. Je longen worden groter en zuigen lucht naar binnen: je ademt in. Doordat het middenrif omlaag gaat, wordt de buikholte kleiner. De organen in je buikholte duwen dan de buikwand naar voren.
Als je middenrif zich ontspant, keert de buikwand terug in zijn normale stand (zie afbeelding 2). Je borstholte en longen worden kleiner: je ademt uit.
Bij gewone, rustige ademhaling vindt zowel borstademhaling als buikademhaling plaats.

Slide 14 - Slide

In de longblaasjes worden gassen uitgewisseld tussen de lucht en het bloed.


1 Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
2. Welk gas wordt in de longblaasjes afgegeven aan de lucht?

A
1. koolstofdioxide 2. zuurstof
B
1. zuurstof 2. koolstofdioxide
C
1 en 2 koolstofdioxide
D
1 en 2 zuurstof

Slide 15 - Quiz

Welk woord is juist in de zin?
De longblaasjes hebben samen een (1) groot/klein oppervlak. De wand van de longblaasjes is (2) dik/dun. De gaswisseling kan daardoor (3) langzaam/snel verlopen.

Slide 16 - Open question

Bekijk de afbeelding hiernaast.
Bevat de ingeademde lucht (pijl 1) veel of weinig zuurstof en veel of weinig waterdamp?
A
veel zuurstof en weinig waterdamp
B
veel zuurstof en veel waterdamp
C
weinig zuurstof en weinig waterdamp
D
weinig zuurstof en veel waterdamp

Slide 17 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast.
Bevat het bloed dat naar de longblaasjes stroomt (pijl 3) veel of weinig zuurstof en veel of weinig koolstofdioxide?
A
veel zuurstof en weinig koolstofdioxide
B
veel zuurstof en veel koolstofdioxide
C
weinig zuurstof en weinig koolstofdioxide
D
weinig zuurstof en veel koolstofdioxide

Slide 18 - Quiz

Inademen met de borstademhaling gebeurt in vier stappen.

Zet de stappen in de goede volgorde.

Uitademen met de borstademhaling gebeurt in vier stappen.

Zet de stappen in de goede volgorde.

1
2
3
4
5
6
7
8
De longen worden groter.
De borstholte wordt kleiner.
De borstholte wordt groter.
De ribben en het borstbeen bewegen omlaag.

De ribben en het borstbeen bewegen omhoog
De longen worden kleiner.
Lucht stroomt binnen.
Lucht stroomt naar buiten.

Slide 19 - Drag question

Zet de stappen van de buikademhaling in de goede volgorde. Begin met een inademing en eindig met een uitademing.

1
2
3
4
5
6
7
8
De longen worden groter.
De borstholte wordt kleiner.
De borstholte wordt groter.
Het middenrif beweegt omlaag. De buikwand gaat naar voren

Het middenrif beweegt omhoog. De buikwand gaat terug.

De longen worden kleiner.
Lucht stroomt binnen.
Lucht stroomt naar buiten.

Slide 20 - Drag question

Lotte heeft een longontsteking die is veroorzaakt door een bacterie.
Bacteriën zijn via de ingeademde lucht door de wand van Lotte’s longblaasjes heengedrongen. Waar komen die bacteriën dan als eerste terecht?

Slide 21 - Open question

Door de longontsteking is de wand van de longblaasjes opgezwollen en dikker geworden. Leg uit dat Lotte hierdoor vaak moe is.

Slide 22 - Open question

Lotte moet door de longontsteking vaak hoesten. Als zij hoest, trekken haar buikspieren zich krachtig samen.

Als ze hoest, beweegt haar middenrif (1) omhoog/omlaag. Zij ademt dan (2) in/uit .
Wat is juist?

A
1. omlaag, 2. in
B
1. omlaag, 2. uit
C
1. omhoog, 2. in
D
1. omhoog, 2. uit

Slide 23 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn vooraanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend.
Wat is de juiste stand van 1 en 2?
A
1. inademen, 2. uitademen
B
1. uitademen, 2. inademen

Slide 24 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn zijaanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend.
Wat is de juiste stand van 3 en 4?
A
3. uitademen, 4. inademen
B
3. inademen, 4. uitademen

Slide 25 - Quiz

Als een vrouw zwanger is, groeit het kind in de baarmoeder in de buikholte.

Bij een hoogzwangere vrouw is de buikholte erg vol. Leg uit dat zij daardoor minder diep kan ademhalen.

Slide 26 - Open question

Leg uit dat een vrouw sneller gaat ademhalen als ze hoogzwanger is.

Slide 27 - Open question

Onderzoekers hebben skeletten van neanderthalers onderzocht. Deze prehistorische mens is ongeveer vijftigduizend jaar geleden uitgestorven. De onderzoekers ontdekten dat de borstkas van een neanderthaler ongeveer even groot was als onze borstkas, maar het onderste deel was bij de neanderthalers breder dan bij ons.

Verliep de gaswisseling bij neanderthalers sneller, even snel of minder snel, in vergelijking met mensen van nu? Leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open question


Onder normale omstandigheden adem je door je neus. Als je je erg inspant, ga je ademhalen door je mond. Neanderthalers konden meer inspanning leveren dan de moderne mens zonder door de mond te ademen.

Uit welke eigenschap blijkt dat?

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Lees de tekst ‘Hardlopen met je hond’ op slide 31 en bekijk de afbeelding.
Afbeelding 1 geeft de hond weer tijdens een uitademing, afbeelding 2 tijdens een inademing. De letter R geeft het middenrif weer. De pijlen geven aan in welke richting het middenrif zich beweegt.

Leg uit waaraan je kunt zien dat de hond in afbeelding 2 inademt.

Slide 31 - Open question

Lees de tekst ‘Hardlopen met je hond’ op slide 31 en bekijk de afbeelding.

Afbeelding 2 geeft de hond weer tijdens het einde van een inademing.

Leg uit waaraan je dat kunt zien.

Slide 32 - Open question

Lees de tekst ‘Hardlopen met je hond’ op slide 31 en bekijk de afbeelding.

Hoe kun je zien dat het middenrif in afbeelding 2 is aangespannen?

Slide 33 - Open question

Lees de tekst ‘Hardlopen met je hond’ op slide 31 en bekijk de afbeelding.

Op welk moment bevat de mondholte van de hond het meeste koolstofdioxide: bij afbeelding 1 of bij afbeelding 2? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video