H4 Vragen stellen deel 2

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Vragen stellen

havo / vwo 4

Herhaling:
Maak de volgende zin op 3 verschillende manieren vragend:
Mon chien Pierre a mangé beaucoup de biscuits.

Mon chien Pierre a mangé beaucoup de biscuits.

1. Mon chien Pierre a mangé beaucoup de biscuits?

2. Est-ce que mon chien Pierre a mangé beaucoup de biscuits?

3. A-t-il mangé beaucoup de biscuits?

Les pronoms interrogatifs

Hoe
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Hoeveel
Waarom

Comment

Qu'est-ce que

Quand

Qui

Où

Pourquoi

Combien

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

De plaats van het vraagwoord - zinsvolgorde

Wanneer je het vraagwoord vooraan in de zin zet, heb je twee mogelijkheden:

 1. Vraagwoord vooraan + werkwoord + onderwerp (inversie)

    Où vas-tu?

 2. Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + werkwoord

   Où est-ce que tu vas?

Wanneer je het vraagwoord achteraan in de zin zet, heb je één mogelijkheid:

 1. Onderwerp + werkwoord + vraagwoord

    Tu vas où?

Les pronoms interrogatifs

Hoe
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Hoeveel
Waarom

Comment

Qu'est-ce que

Quand

Qui

Où

Pourquoi

Combien

Maak de volgende zin vragend en gebruik het vragende voornaamwoord tussen haakjes.
Tu aimes le chocolat. (waarom)

Tu aimes le chocolat. (waarom)

1. Pourquoi aimes-tu le chocolat?

2. Pourquoi est-ce que tu aimes le chocolat?

3. Tu aimes le chocolat pourqoui? 

Maak de volgende zin vragend en gebruik het vragende voornaamwoord tussen haakjes.
Nous allons à l'école. (hoe)

Nous allons à l'école. (hoe)

1. Comment allons-nous à l'école?

2. Comment est-ce que nous allons à l'école?

3. Nous allons à l'école comment? 

Maak de volgende zin vragend en gebruik het vragende voornaamwoord tussen haakjes.
Mes amis vont ce week-end. (waar)

Mes amis vont ce week-end. (waar)

1. Où vont-ils ce week-end?

2. Où est-ce que mes amis vont ce week-end?

3. Mes amis vont ce week-end où?

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

WIE

Als wie het onderwerp is, gebruik je qui of qui est-ce qui.

Qui est ton prof préféré?                       Wie is je favoriete leraar?

Qui est-ce qui est ton prof préféré?     Wie is je favoriete leraar?

Wie komt de kamer binnen? = ... entre dans la chambre?

Wie heeft gebeld? = ... a téléphoné?

Wie komt er naar de reünie? = ... vient à la réunion?

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

WELK(E)

Welk(e) is te vertalen met quel. De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord (m/v/ev/mv).

comment

qui

quoi

que

combien

quand

où

pourqoui

quelle

quels

Comment

Pourquoi

qui

Où

Quand

Quels

qouoi

Combien

Quelle

Que