Proefwerk H3 Water (2Havo)

Op het plaatje zie je bij de rode pijl een waterhoudende laag, een soort zoetwaterzak.
Hoe wordt zo'n waterhoudende laag (diep) in de ondergrond genoemd wat vaak heel oud is en niet meer wordt aangevuld?
(je mag best een typfout maken)
1 / 47
next
Slide 1: Open question
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Op het plaatje zie je bij de rode pijl een waterhoudende laag, een soort zoetwaterzak.
Hoe wordt zo'n waterhoudende laag (diep) in de ondergrond genoemd wat vaak heel oud is en niet meer wordt aangevuld?
(je mag best een typfout maken)

Slide 1 - Open question

Bekijk de bron, de waterbalans van Madrid.

Twee uitspraken:

1. In juli en augustus valt de meeste regen.
2. In december is er bijna geen verdamping

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 2 - Quiz

Bekijk de bron, de waterbalans van Madrid.

Welke uitspraak is ONJUIST?
A
In februari valt er in Madrid meer water dan er verdampt.
B
In augustus is er te weinig water in de grond voor de landbouw.
C
In december en januari is de neerslag even groot als de verdamping.
D
Alle genoemde uitspraken zijn ONJUIST.

Slide 3 - Quiz

Bekijk hiernaast eerst de bron.

Drie uitspraken:

1. Er is meer / minder zout water dan zoet water.
2. Er zit meer / minder water in de grond dan in ijs.
3. Er zit meer / minder water in rivieren dan in meren.
A
1. minder, 2. meer, 3. minder
B
1. minder, 2. minder, 3. meer
C
1. meer, 2. minder, 3. minder
D
1. meer, 2. minder, 3. meer

Slide 4 - Quiz

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen.
Sleep de begrippen (links) naar de juiste betekenis (rechts):
Hoeveelheid water die een  gebied binnenkomt en uitgaat
Verschil tussen neerslag  en verdamping in een gebied.
Water dat steeds wordt  aangevuld.
Water dat verdampt en  weer neerslag wordt.
nuttige neerslag
vernieuwbare voorraad
waterbalans
waterkringloop

Slide 5 - Drag question

Hier zie je de waterverdeling op aarde.

Wat hoort er op de plek van de letters te staan?
A
A= zoet water, B= water in oceanen, C= gronwater, d= toegankelijk zoet water, e= ijskappen en gletsjers
B
A= grondwater, B= zoet water, C= toegankelijk zoet water, d= ijskappen en gletsjers, e= water in oceanen
C
A= ijskappen en gletsjers , B= zoet water, C= water in oceanen, d= grondwater, e= toegankelijk zoet water
D
A= water in oceanen, B= zoet water, C= ijskappen en gletsjers, d= toegankelijk zoet water, e= grondwater

Slide 6 - Quiz

Bekijk de klimaatdiagram. Je ziet een klimaatdiagram van Manaus, een plaats in Brazilie.
Kies de goede antwoorden.

1. Je kunt in deze klimaatdiagram wel / niet zien hoe warm het elke maand is.
2. Je kunt met deze klimaatgrafiek wel / niet uitrekenen hoeveel neerslag er in Manaus in een jaar valt.
3. Je kunt in deze klimaatgrafiek wel / niet zien hoe groot de nuttige neerslag is.
A
1. wel, 2. wel, 3. niet
B
1. niet, 2. wel, 3. niet
C
1. wel, 2. niet, 3. niet
D
1. niet, 2. niet, 3. wel

Slide 7 - Quiz

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen. Bekijk hieronder eerst de afbeelding. Niet elk gebied loopt evenveel risico om te overstromen. Sleep de zinnen (links) naar de juiste omschrijvingen (rechts):
Al het water verdwijnt in het riool en stroomt direct naar de rivier.
Dreiging voor een overstroming, soms door de zee, soms door een rivier
Water wordt niet  vastgehouden door de natuur.
Water waait tegen de kust omhoog en er is hevige regenval.
gebieden die door stedelijke bebouwing verstenen.
gebieden met ontbossing stroomopwaarts.
gebieden op de route van tropische orkanen.
laaggelegen gebieden.

Slide 8 - Drag question

In woestijngebieden is soms landbouw mogelijk. Geef per zin aan of deze juist of onjuist is.

1. Er is irrigatie nodig om voldoende water bij de planten te krijgen.
2. Door verdamping wordt vaak meer water gebruikt dan de planten nodig hebben.
3. Bij druppelirrigatie krijgen de planten net niet genoeg water om te groeien.
4. In arme landen wordt meer irrigatie toegepast dan in rijke landen.

A
1 onjuist, 2 juist, 3 onjuist, 4 juist.
B
1 juist, 2 onjuist, 3 onjuist, 4 onjuist.
C
1 juist, 2 juist, 3 juist, 4 onjuist.
D
1 juist, 2 juist, 3 onjuist, 4 onjuist.

Slide 9 - Quiz

Bij deze vraag kun je 2 punten verdienen.
Kortom, zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar.

Waterstress zal in de toekomst steeds groter worden. Geef TWEE verklaringen daarvoor.

Slide 10 - Open question

Welke letter geeft de aanwezigheid van een aquifer aan?
A
Letter A
B
Letter B
C
Letter C
D
Letter D

Slide 11 - Quiz

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

I. Elke droogmakerij is een polder.
II. Elke polder is een droogmakerij.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste woord in.

Land dat bij hoogwater tijdelijk onder water staat heet een …

Slide 13 - Open question

Water vasthouden is een van de drie trappen in de drietrapsstrategie. Waar kun je water vasthouden?

I. Water vasthouden kan in de bodem of door planten.
II. Water vasthouden kan in rivieren.


A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 14 - Quiz

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

I. Rivierwater is een voorbeeld van een vernieuwbare watervoorraad.

II. Al het drinkwater in Nederland komt uit rivieren.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 zijn juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 15 - Quiz

Er zijn verschillende oorzaken voor wateroverlast in Nederland.
Maak de juiste combinaties van letters en cijfers.
A. Klimaatverandering
B. minder ruimte voor de rivier
C. Zeespiegelstijging.

1. rivieren kunnen water moeilijker lozen.
2. steden bij de rivier lopen gevaar
3. vaker piekafvoer door hoosbuien

A
A3, B2, C1.
B
A2, B3, C1.
C
A3, B1, C2.
D
A1, B2, C3

Slide 16 - Quiz

Op verschillende plaatsen in Nederland worden de rivieren breder en dieper gemaakt.
Iemand beweert dat hierdoor…

I. het water rustiger gaat stromen.
II. het scheepvaartverkeer meer ruimte krijgt.
III. de natuur in het rivierengebied verbetert.

Welke uitspraken zijn juist?

A
Alleen uitspraak I.
B
Alleen uitspraak I en II.
C
Alleen uitspraak II en III.
D
Alle uitspraken zijn juist.

Slide 17 - Quiz

Lees de tekst hieronder. Welk woord hoort NIET in deze zinnen thuis?

"Rond het jaar 1630 waren in Noord-Holland duizenden mensen elke dag bezig met het bouwen van dijken rond meren. Op die dijk werden elektrische pompen geplaatst, die het water moesten wegpompen. Dat duurde jaren, maar langzaam zakte het water. Op die manier ontstonden er nieuwe droogmakerijen. Door inklinking zakte de grond later nog verder."

A
droogmakerijen
B
elektrische pompen
C
Noord-Holland
D
inklinking

Slide 18 - Quiz

Lees hiernaast eerst een krantenkop.

Hoe noem je zo’n hoge waterstand in een rivier?

Slide 19 - Open question

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen. Deze vraag gaat over de drietrapsstrategie. Sleep de 3 woorden naar de juiste plek in de afbeelding.
vasthouden
lozen.
bergen

Slide 20 - Drag question

Welke uitspraak over polders is juist?
A
De eerste polder is aangelegd in de 20e eeuw.
B
Flevoland is een voorbeeld van een droogmakerij.
C
Grond geschikt maken voor bewoning heet ‘inklinking’.
D
Vooral in Oost-Nederland zijn veel polders aangelegd.

Slide 21 - Quiz

Bekijk hiernaast eerst de afbeelding.

In de afbeelding kun je zien hoeveel zand er aan de Nederlandse kust is aangevoerd door mensen.
Hoe heet die aanvoer van zand?

Slide 22 - Open question

In de lange kringloop van het water in de afbeelding zijn vier van de vijf
processen weergegeven die samen de kringloop van het water vormen.

Welk proces ontbreekt in de afbeelding?
A
afstroming
B
condensatie
C
infiltratie
D
verdamping

Slide 23 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen. Drie uitspraken over de afbeelding.
Erwin zegt: “Over het Amsterdam-Rijnkanaal werd in 2007 tussen de 25 en 50 miljoen ton vervoerd.”
 Isa zegt: “Vanuit Rotterdam wordt per binnenvaartschip meer over de Waal naar Duitsland vervoerd dan over de Maas naar Frankrijk.”
Luca zegt: “Binnenvaartschepen hoeven vanuit Rotterdam niet via de Noordzee om naar de haven van Antwerpen te varen.”
A
Alleen de uitspraken van Erwin en Isa zijn juist
B
Alleen de uitspraken van Isa en Luca zijn juist
C
Alleen de uitspraken van Erwin en Luca zijn juist
D
Erwin, Isa en Luca hebben het alle drie juist.

Slide 24 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de drietrapsstrategie?
A
Drie landen (Nederland, Duitsland en België) hebben samen afgesproken het waterprobleem op te lossen.
B
De afvoer van overtollig water gaat in drie stappen.
C
Het overtollige water kan op drie niveaus bewaard worden: hoog, gemiddeld en laag.
D
Er zijn drie retentiegebieden aangewezen om overtollig water te bewaren.

Slide 25 - Quiz

Geef van elk van de volgende zinnen aan of deze juist is of onjuist.

1. Voor de veiligheid van Nederland is de piekafvoer van rivieren belangrijk.
2. Voor een duurzaam waterbeheer is de kwaliteit van rivierwater belangrijk.
3. Voor de stroomsnelheid van het water is de breedte van een rivier belangrijk.

A
1. juist, 2. juist, 3. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist
D
1. juist, 2. juist, 3. onjuist

Slide 26 - Quiz

Bij welk antwoord staan vier soorten polders die in Nederland zijn te vinden?
A
droogmakerijen, veenpolders, IJsselmeerpolders en zeepolders
B
rivierpolders, kleipolders, hoogtepolders en afgravingen
C
rivierpolders, veenpolders, hoogtepolders en zeepolders
D
droogmakerijen, kleipolders, IJsselmeerpolders en afgravingen

Slide 27 - Quiz

Hieronder zie je rijtjes met woorden.
In welk rijtje horen alle begrippen of zinsdelen bij elkaar?
A
fossiel water – vernieuwbaar water – aquifer
B
infiltratie – verdamping – nuttige neerslag
C
vernieuwbaar water – duurzaam waterbeheer – watervoorraad blijft op peil
D
toename bestrating – ontbossing – afnemende infiltratie – riolering

Slide 28 - Quiz

De hoeveelheid neerslag zegt niet alles over de droogte in een gebied. De hoeveelheid neerslag die de mens kan gebruiken, hangt ook af van de verdamping.
Met welk begrip duiden we neerslag min verdamping aan?

Slide 29 - Open question

Zijn de volgende twee uitspraken juist of onjuist?

1 Naar verhouding vallen er bij een overstroming in een arm land meer dodelijke slachtoffers dan in een rijk land.

2 Arme landen kunnen zich beter voorbereiden op een stijgende zeespiegel, omdat hun land minder
ingericht is en er daarom minder aangepast hoeft te worden.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 30 - Quiz

Beoordeel onderstaande stellingen.
I. Door het toepassen van geulirrigatie stijgt de grondwaterspiegel minder snel dan door beregening.

II. Druppelirrigatie vergroot de waterstress omdat hierdoor minder water ten goede komt aan de plantengroei.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 31 - Quiz

Bekijk de tabel bij deze opdracht.

Het percentage is in België veel hoger dan in Nederland. De belangrijkste reden daarvoor is dat …

A
België dichter bevolkt is.
B
Nederland een veel hogere nuttige neerslag heeft.
C
Nederland veel water krijgt aangevoerd door rivieren.
D
het waterverbruik in België per hoofd veel hoger is dan in Nederland.

Slide 32 - Quiz


De neerslag in Zweden is ongeveer gelijk aan die van Botswana in zuidelijk Afrika. In Zweden valt veel sneeuw die lang blijft liggen, in Botswana heb je vaak tropische buien. De natuurlijke begroeiing is heel verschillend: Zweden is dichtbebost en in Botswana komt veel (half-)woestijn voor.
Het verschil in begroeiing wordt veroorzaakt door het verschil in …

A
de bodem-vruchtbaarheid.
B
de nuttige neerslag
C
de vorm van de neerslag.
D
het grondgebruik

Slide 33 - Quiz

Welk deel van het cirkeldiagram van figuur 1 geeft het grondwater weer?
A
deel A
B
deel B
C
deel C
D
deel D

Slide 34 - Quiz

De waterbalans van Nederland laat zien dat de neerslag en de rivieren voor aanvoer van zoet water zorgen.

Welke andere bron zorgt eveneens voor de aanvoer van zoet water?
A
grondwater
B
verdamping
C
smeltend landijs
D
piekafvoer

Slide 35 - Quiz

Een voorbeeld van duurzamer watergebruik zijn:
A
regenwater opvangen om het toilet door te spoelen
B
je mountainbike schoonspuiten met een hogedrukspuit
C
overstappen van druppelirrigatie op geulirrigatie
D
het afsnijden van rivierbochten

Slide 36 - Quiz

Tot de risicogebieden voor overstromingen behoren gebieden aan de voet van gebergten.

Dit zijn vooral de gebieden met:
A
een rotsige ondergrond
B
veel water in de aquifers
C
geringe nuttige neerslag
D
weinig waterleidingen en pompen

Slide 37 - Quiz


Beoordeel de volgende stellingen.
I.  De meeste slachtoffers bij overstromingen komen niet om het leven door verdrinking of onderkoeling.
II.  Door een beter vestigingsbeleid verminder je op korte termijn het aantal slachtoffers van een overstroming.

A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 38 - Quiz


Hieronder zie je diverse gebeurtenissen. Wat is de juiste volgorde?
1. Het overstromingsrisico van het kustgebied neemt toe.
2. In 1964 is de Aswandam in het zuiden van Egypte in gebruik genomen.
3. Kustafslag wordt niet langer gecompenseerd door sediment van de Nijl.
4. Er komt via de Nijl geen korrel zand meer in de benedenloop.

A
2 --> 4 --> 3 --> 1
B
4 --> 2 --> 3 --> 1
C
2 --> 3 --> 4 --> 1
D
2 --> 1 --> 4 --> 3

Slide 39 - Quiz


Klik  op de afbeelding om in te zoomen.

Beoordeel onderstaande uitspraken over de afbeelding
1. In 2050 maken wereldwijd meer mensen gebruik van een toilet en/of een badkamer.
2. In 2050 wordt wereldwijd meer irrigatiewater gebruikt door een toename van de bevolking en de welvaart.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 40 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Waar lijkt de waterbalans in Spanje het meest verstoord? Kies 
A
in het noordwesten
B
in het zuidoosten
C
in het noordoosten
D
in het zuidwesten

Slide 41 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen. Lees eerst het krantenartikel.
Stichting MEERgroen wil af van betegelde tuinen zodat de wateroverlast door hevige neerslag vermindert.
Noem het onderdeel van de waterkringloop dat makkelijker gaat door het verwijderen van tegels uit tuinen. 

Slide 42 - Open question


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Bekijk bron 18 en bron 19.
De foto in bron 18 is vanuit een bepaalde kijkrichting genomen.
Welke pijl in bron 19 geeft de juiste kijkrichting weer?
A
pijl 1
B
pijl 2
C
pijl 3
D
pijl 4

Slide 43 - Quiz


Beoordeel onderstaande stellingen. 

I. Gebieden met veel neerslag hebben nooit een tekort aan zoet water.
 
II. Gebieden met weinig neerslag kunnen toch over voldoende zoet water beschikken.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 44 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Als de dijkring doorbreekt, loopt de helft van Nederland onder water.
B
Door de Deltawerken is de totale lengte van onze zeedijken afgenomen.
C
Het sprookje van de ‘droge voeten’ is ontstaan in Hoog- Nederland.
D
Veel jonge Nederlanders in Laag-Nederland beseffen dat ze in een omgeving wonen die kan overstromen.

Slide 45 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welk soort polder zie je in de afbeelding?

A
Een veenpolder
B
Een zeepolder
C
Een getijdenpolder
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 46 - Quiz

Wat wordt bedoeld met waterstress?
A
Wanneer mensen vechten om aan water te komen.
B
Stress als gevolg van een wateroorlog
C
Waterverspilling door ontwikkelingslanden
D
Wanneer de vragen naar schoon water groter is dan het aanbod

Slide 47 - Quiz