§ 1 Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen (6e editie)
Cursus 6 Argumenteren
§ 1 Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Cursus 6 Argumenteren
§ 1 Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
Slide 1 - Slide
Wat is het verschil tussen een standpunt en een argument?
Slide 2 - Mind map
Wat is het verschil tussen een feitelijk en een waarderend argument?
Slide 3 - Mind map
Wat is het argument? Jeroen Huizinga is een leuke docent. Het is dus geen wonder dat leerlingen goed naar hem luisteren.
A
Jeroen Huizinga is een leuke docent.
B
Het is dus geen wonder dat leerlingen goed naar hem luisteren.
Slide 4 - Quiz
Is het argument feitelijk of waarderend? Jeroen Huizinga is een leuke docent. Het is dus geen wonder dat leerlingen goed naar hem luisteren.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 5 - Quiz
Wat is het argument? Het is goed dat er dierproeven gehouden worden; er zijn immers meerderen geneeswijzen door ontdekt.
A
Het is goed dat er dierproeven gehouden worden
B
er zijn immers meerderen geneeswijzen door ontdekt.
Slide 6 - Quiz
Is het argument feitelijk of waarderend? Het is goed dat er dierproeven gehouden worden; er zijn immers meerderen geneeswijzen door ontdekt.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 7 - Quiz
Wat is het argument? Ik denk dat het wel meevalt met de opwarming van de aarde en de smeltende ijskappen: de zeespiegel is nog nauwelijks gestegen.
A
Ik denk dat het wel meevalt met de opwarming van de aarde en de smeltende ijskappen
B
de zeespiegel is nog nauwelijks gestegen.
Slide 8 - Quiz
Is het argument feitelijk of waarderend? Ik denk dat het wel meevalt met de opwarming van de aarde en de smeltende ijskappen: de zeespiegel is nog nauwelijks gestegen.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
Slide 10 - Mind map
Wat is het standpunt? Omdat Nederland en kenniseconomie is, moet er meer geïnvesteerd worden in het onderwijs.
A
Omdat Nederland en kenniseconomie is
B
moet er meer geïnvesteerd worden in het onderwijs.
Slide 11 - Quiz
Tegenargument of weerlegging? a. Omdat Nederland en kenniseconomie is, moet er meer geïnvesteerd worden in het onderwijs. b. Voor de Nederlandse economie is de diensten- en transportsector veel belangrijker.
A
tegenargument
B
weerlegging
Slide 12 - Quiz
Wat is het standpunt? Er zijn weer dode buizerds gevonden. Er moeten echt minder insecticiden gebruikt worden.
A
Er zijn weer dode buizerds gevonden.
B
Er moeten echt minder insecticiden gebruikt worden.
Slide 13 - Quiz
Tegenargument of weerlegging? a. Er zijn weer dode buizerds gevonden. Er moeten echt minder insecticiden gebruikt worden. b. Zonder insecticidengebruik kunnen er misoogsten voorkomen.
A
tegenargument
B
weerlegging
Slide 14 - Quiz
Wat is het standpunt? Je moet ervoor zorgen dat je niet op jonge leeftijd al afstudeert. Je moet dan maar liefst vijftig jaar werken.
A
Je moet ervoor zorgen dat je niet op jonge leeftijd al afstudeert.
B
Je moet dan maar liefst vijftig jaar werken.
Slide 15 - Quiz
Tegenargument of weerlegging? a. Je moet ervoor zorgen dat je niet op jonge leeftijd al afstudeert. Je moet dan maar liefst vijftig jaar werken. b. Als je jong begint met werken, kun je ook eerder stoppen met werken.