unit 3 lesson 4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Unit 3 lesson 4

Planning

Practise

Will or to be going to?

Goal

At the end of this class you know the difference between will and to be going to

Quick Recap!

1. Future = toekomende tijd
2. 'Will' and 'to be going to' zijn de meest voorkomende vormen.
3. In een zin komen deze vormen altijd vóór het hele werkwoord!

Will or to be going to?

will

- Bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren

- Bij een besluit op het moment van spreken

to be going to

- Bij een voorspelling waarbij je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren

- Bij een afgesproken plan

True or False?

'to be going to' gebruik je bij een voorspelling waar je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren

1. True
2. False

'Will' gebruik je bij een besluit op het moment van spreken.

1. True
2. False

'Will' gebruik je bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren.

1. True
2. False

'to be going to' gebruik je bij een afgesproken plan.

1. True
2. False

Will or to be going to?

I bet Ajax ____ loose next week!

1. will
2. is going to

It _____ take us three hours to get there.
(niet zeker)

1. will
2. is going to

I ______ see Dennis tonight (afgesproken plan)

1. will
2. am going to

It _____ rain tomorrow.
(niet zeker)

1. will
2. is going to

I ______ travel to Spain this summer.
(afgesproken plan)

1. will
2. am going to

____ you help me?
(besluit op het moment van spreken)

1. will
2. are you going to

ing-form: Gerund

Gerund is een werkwoord met-ing aan het eind: singing, playing, reading​ (hij wordt gebruikt als een zelfstandig naamwoord)

Let op de spelling van sommige gerunds:

take + ing = taking (letter E valt hier er uit)

study + ing = studying (letter Y valt hier er niet uit)

Gerund kun jij gebruiken:

- als onderwerp; na voorzetsels; na onderstaande werkwoorden:

​love

like

start

finish

stop

enjoy

hate

Running outside is fun!

My mum is crazy about listening to classical music.

I hate getting up early in the morning.

​

GRAMMAR – -ing vorm (gerund)

Complete the sentences. Use the gerund.

1. He loves........................(play) volleyball with his friends.

2. My parents enjoy ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­......................... (cook) together when they have free time.

3. .................. (paint) is my favourite hobby.

GRAMMAR – -ing vorm (gerund)

Check your answers:

1. He loves playing volleyball with his friends.

2. My parents enjoy ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­cooking together when they have free time.

3. Painting is my favourite hobby.

edition.thiememeulenhoff.nl

BB: 30 t/m 39 KB: 30 t/m 38 TL:29 t/m 38