Studie van Organismen en hun relatie tot hun omgeving
Slide 3 - Slide
Organisme
voeden
Ademhalen
Uitschijden
waarnemen
bewegen
voortplanten
Groeien
Stofwisseling
}
Een organisme is een levend wezen
Slide 4 - Slide
Biotische Factoren
Alle invloeden op organismes die komen van organismes
Bio = Leven
Bijvoorbeeld "Biologie" = de studie van het leven
Slide 5 - Slide
Abiotische Factoren
Alle invloeden op organismes die komen van levenloze dingen
Bio = Leven
A = Niet
"niet levende factoren"
Denk aan "Asociaal" = Niet sociaal
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Organisatie niveaus
= Manier om ecologische relaties in te delen
Van klein naar groot
Individu
populatie
leefgemeenschap
ecosysteem
Slide 8 - Slide
Organisatieniveau
Individu
populatie
Een indivdu is een enkeling van een soort. Bijvoorbeeld een mus
Een groep individuën van dezelfde soort (moeten dus met elkaar kunnen voortplanten) , in dezelfde groep, in hetzelfde gebied.
De mussen in Utrecht zijn van een andere populatie dan die in Zweden.
leefgemeenschap
Alle populaties in een bepaald gebied en hun onderlinge relaties. Dus niet alleen de mussen, maar ook de konijnen en de herten etc
ecosysteem
Ecosysteem zijn alle organismes binnen een bepaald gebied, hun onderlinge relaties en ook alle abiotische factoren.
Dus alle mussen, konijnen herten etc maar ook het weer.
Slide 9 - Slide
Een konijn woont in het bos en door de sneeuw en ijs van de winter kan het konijn moeilijk eten vinden. Is hierbij de sneeuw en het ijs een biotische of een abiotische factor, leg uit
A
Biotisch
B
Abiotisch
Slide 10 - Quiz
Een konijn woont in het bos en door de sneeuw en ijs van de winter kan het konijn moeilijk eten vinden. Is hierbij de sneeuw en het ijs een biotische of een abiotische factor, leg uit?
Slide 11 - Open question
In een toendra-gebied leven allerlei soorten organismen samen. Hoe noem je al deze soorten bij elkaar samen in dit gebied?
A
Ecosysteem
B
Leefgemeenschap
C
Individu
D
Populatie
Slide 12 - Quiz
In een toendra-gebied leven allerlei soorten organismen samen. Hoe noem je al deze soorten bij elkaar samen in dit gebied?
Slide 13 - Open question
Voedselrelaties
Wat eet elkaar
Hoe geef je dat weer
Hoe plaats je alles in hokjes
Slide 14 - Slide
Producenten Producenten (Próduceren)
Consument
Slide 15 - Slide
Afvaleters
Reducenten
Slide 16 - Slide
Voedselrelaties
Producenten
Produceren voedsel
Consumenten
Van de eerste orde eten consumenten (Koe eet gras) Van de tweede orde eten andere consumenten (Leeuw eet koe)
Afvaleters
Eten dood materiaal. Gier eet een dode koe (bijvoorbeeld)
Reducenten
breken al het overgebleven materiaal af en zetten het bijvoorbeeld om in voedingsstoffen voor planten.
Slide 17 - Slide
Autotroof
Zelf-eters
Heterotroof
Andere-eters
Slide 18 - Slide
Voedselketen
Voedselketens geven weer organismes elkaar eten, waarbij elk organisme een voedsel bron is voor de volgende
De pijl kan je lezen als "wordt gegeten door"
Slide 19 - Slide
Voedselweb
Voedselwebben geven meerdere voedselketens tegelijk aan, een bes wordt bijvoorbeeld gegeten door én een vlinder, én een sprinkhaan én bladluis.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Wat is de muis in bovenstaand plaatje?
A
Consument 2e orde
B
Consument 1e orde
C
Producent
D
Reducent
Slide 22 - Quiz
Er staat in de VS een boom waarvan men zeker weet dat deze 3.000 jaar oud is. Naar verluidt is er echter ook een boom geweest die het 9.550 jaar heeft uitgehouden. Zijn bomen autotroof of heterotroof, leg uit:
Slide 23 - Open question
Kringlopen
Een kringloop is een proces waarbij meerdere stappen worden doorlopen en die zich weer herhaalt.
Slide 24 - Slide
Kringlopen
Koolstofkringloop
Stikstofkringloop
Zijn dus de processen die de stoffen Koolstof en Stikstof doorlopen op aarde.
Slide 25 - Slide
Koolstof
Koolstof is een chemische stof
Gebruikt voor héél veel biologische processen
Glucose (suiker) wordt er bijvoorbeeld van gemaakt
Slide 26 - Slide
Koolstofkringloop
Begint bij producenten (planten)
Zij maken glucose door middel van fotosynthese
Glucose bestaat o.a. uit koolstof.
De Koolstofkringloop begint bij de producenten (planten)
Slide 27 - Slide
Zij halen Koolstofdioxide uit de lucht en maken met fotosynthese Glucose (suiker) aan.
Slide 28 - Slide
Koolstof wordt vrijgelaten bij de verbranding van glucose die plaats vind in de plant (voor energie). Plant maakt zijn eigen voedsel = Autotroof
Slide 29 - Slide
Niet alleen planten gebruiken glucose; andere organismen ook. Als een organismen een plant eet, neemt hij onder andere de brandstof glucose op.
Een konijn eet een producent en is dus een consument van de 1e orde
Slide 30 - Slide
Konijn verbrand ook energie, en dus komt de koolstof daardoor ook weer terug in de lucht.
Konijn kan ook gegeten worden door een vos (consument van de 2e orde, want hij eet een consument). De vos neemt dan ook de brandstof glucose over van het konijn en dus ook de koolstof.
Kleine kringloop ontstaat dus nu al
Slide 31 - Slide
Levende dingen gaan dood en dan start een rottingsproces dat wordt gedaan door reducenten (Schimmels/bacterieën)
Reducenten nemen dus de glucose (en daarmee ook de koolstof) over
Slide 32 - Slide
Tijdens het rottingsproces verbranden reducenten de glucose voor energie. Bij verbranding komt koolstofdioxide vrij die dus weer in de lucht terecht komt
Slide 33 - Slide
Consumenten zijn organismen die andere organismen eten. Hierin bevinden zich verschillende ordes. Hoe komen consumenten van de eerste orde aan koolstof?
Slide 34 - Open question
Planten zijn autotroof. Dit betekend dat zij hun eigen voedsel maken door middel van licht en bladgroenkorrels. Hoe heet het proces dat zij hiervoor gebruiken en welke brandstof creëren zij vooral?
Slide 35 - Open question
Voor de volgende keer
Kijk de filmpjes van Biologie met Joost voor meer info over Ecologie