• Kijk naar de vorm voor wij/jullie/zij (woord langer maken) om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:
doen → (ik) deed (want: wij deden)
zitten → (ik) zat (want: wij zaten)
Let op: een persoonsvorm eindigt in de verleden tijd nooit op -dt.