Je kunt kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken.
Je kunt de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.
Je kunt woorden met een c, cc, k en kk goed spellen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Vrijdag, 21 mei 2021
Doel:
Je kunt kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken.
Je kunt de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.
Je kunt woorden met een c, cc, k en kk goed spellen.
Slide 1 - Slide
A. Een scheidsrechter kent alle spelregels goed. B. Een scheidsrechter kan alle spelregels goed.
Welke zin is juist?
A
juist
B
juist
Slide 2 - Quiz
Lastige werkwoorden
kennen / kunnen
liggen / leggen
Slide 3 - Slide
Lastige werkwoorden: kennen / kunnen
kennen: iets weten of iets geleerd hebben vb. Een scheidsrechter kent alle spelregels goed.
kunnen: in staat zijn om iets te doen vb. Ik kan goed voetballen.
liggen: niet bewegen, rust vb. Kees moet huiswerk maken, maar hij ligt op de bank.
leggen: iets doen, actie vb. Nora legt haar sleutels in de vensterbank.
Slide 4 - Slide
Vier andere lastige werkwoorden
zijn
hebben
willen
zullen
Leer alle vormen uit je hoofd!
Slide 5 - Slide
Vul een vorm in van: zijn (vt)
Ze moest haar kamer opruimen, want het ... een dikke bende.
Slide 6 - Open question
Vul een vorm in van: zullen (vt)
Zowel de docenten als de leerlingen ... het liefst tien weken vakantie hebben in plaats van zes.
Slide 7 - Open question
Wat was ook alweer het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
Slide 8 - Open question
Welke sterke werkwoorden ken jij?
Slide 9 - Mind map
Sterke werkwoorden
Een zin staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt).
Dat zie je aan de pv.
De rommel is niet opgeruimd.
De rommel was niet opgeruimd.
Ik heb al weken geen wedstrijd gespeeld.
Ik had al weken geen wedstrijd gespeeld.
Slide 10 - Slide
Sterke werkwoorden
Van sommige werkwoorden verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet:
hele ww
tt
vt
Wat verandert?
liggen
ik lig
ik lag
i wordt a
lopen
ik loop
ik liep
oo wordt ie
Slide 11 - Slide
Hoe schrijf je de pv van sterke ww in de vt?
Maak het woord langer (wij ... / jullie ...) om te horen of je een -d of -t krijgt: doen > ik deed (want wij deden) zitten > ik zat (want wij zaten) vinden > ik vond (want wij vonden)|
Let op: in de verleden tijd krijg je NOOIT -dt > bijv. Hij vondt
Slide 12 - Slide
vervolg uitleg...
Schrijf het woord zo kort mogelijk.
Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd, -tt) als dat voor de uitspraak nodig is:
- rijden > reden maar hebben > hadden
- bijten > beten trekken > trokken
- weten > wisten zwemmen > zwommen
Slide 13 - Slide
Roepen, geven en brengen zijn sterke werkwoorden.
A
ja, dat klopt
B
nee, brengen is zwak
C
nee, geven is zwak
D
nee, roepen is zwak
Slide 14 - Quiz
Bij sterke werkwoorden spel je de persoonsvorm in de verleden tijd zo kort en eenvoudig mogelijk.
A
niet waar
B
waar
Slide 15 - Quiz
Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.
KIEZEN Waarom ..... alle leerlingen ervoor om het proefwerk uit te stellen?
Slide 16 - Open question
Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.
ZITTEN In de winter ..... onze kippen al om zes uur in hun nachthok.
Slide 17 - Open question
Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.
ZIJN Blijkbaar ... hij een populaire zanger.
Slide 18 - Open question
Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.
HANGEN Die jas ... al een tijdje aan de kapstok in de kantine.
Slide 19 - Open question
Voor de volgende les...
Kun je kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken.
Heb je de opdrachten over dit onderwerp op NN Online gemaakt (H6>Taalverzorging>Formuleren)
Kun je de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.
Kun je woorden met c, cc, k en kk goed spellen.
Heb je de uitleg-video over dit onderwerp op NN Online bekeken.
Heb je de opdrachten over dit onderwerp op NN Online gemaakt (H6>Taalverzorging>Spelling)