Diagnostische toets ww-spelling klas 1

Oefenen met werkwoordspelling
Werkwoordspelling klas 1:
- Werkwoordsvormen benoemen
- Vervoegen van werkwoorden
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen met werkwoordspelling
Werkwoordspelling klas 1:
- Werkwoordsvormen benoemen
- Vervoegen van werkwoorden

Slide 1 - Slide

'(verkleden) jij je wel vaker, Adele?'
A
PVTT
B
PVVT
C
TD
D
VD

Slide 2 - Quiz

'(verkleden) jij je wel vaker, Adele?'

Slide 3 - Open question

Het heeft de laatste tijd erg (waaien).
A
PVTT
B
INF
C
PVVT
D
VD

Slide 4 - Quiz

Het heeft de laatste tijd erg (waaien).


Slide 5 - Open question

Gisteren (misten) het bovendien.
Je zag geen hand voor ogen.
A
PVTT
B
PVVT
C
VD
D
VD als BN

Slide 6 - Quiz

Gisteren (misten) het bovendien.
Je zag geen hand voor ogen.

Slide 7 - Open question

Ik heb het tot nu toe niet (geloven).
A
VD als BN
B
TD
C
VD
D
PVTT

Slide 8 - Quiz

Ik heb het tot nu toe niet (geloven).


Slide 9 - Open question

Hoe heb je die auto (verven)?
A
VD
B
PVTT
C
PVVT
D
TD

Slide 10 - Quiz

Hoe heb je die auto (verven)?

Slide 11 - Open question

Waarom (gebeuren) mij dit altijd?
A
PVVT
B
PVTT
C
VD
D
TD

Slide 12 - Quiz



Waarom (gebeuren) mij dit altijd?


Slide 13 - Open question

Toen (rusten) wij eerst even
uit met een kopje koffie.
A
VD
B
INF
C
PVTT
D
PVVT

Slide 14 - Quiz

Toen (rusten) wij eerst even
uit met een kopje koffie.

Slide 15 - Open question

Heb jij het al (horen)?
A
PVTT
B
TD
C
VD
D
INF

Slide 16 - Quiz

Heb jij het al (horen)?

Slide 17 - Open question

Vroeger (dichten) buurman en
buurman die gaten met cement.
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD als BN

Slide 18 - Quiz

Vroeger (dichten) buurman en
buurman die gaten met cement.

Slide 19 - Open question

Wanneer zal mijn baas
(verhuizen) zijn?
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD

Slide 20 - Quiz

Wanneer zal mijn baas
(verhuizen) zijn?

Slide 21 - Open question

Die man heeft in zijn leven
al heel wat (reizen).
A
VD
B
PVTT
C
PVVT
D
INF

Slide 22 - Quiz

Die man heeft in zijn leven
al heel wat (reizen).

Slide 23 - Open question

Jan (ondervinden) steeds meer problemen in zijn relatie.
A
VD als BN
B
TD
C
INF
D
PVTT

Slide 24 - Quiz

Jan (ondervinden) steeds meer problemen in zijn relatie.

Slide 25 - Open question

(Melden) je je vandaag nog
aan bij die nieuwe opleiding?
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD als BN

Slide 26 - Quiz

(Melden) je je vandaag nog
aan bij die nieuwe opleiding?

Slide 27 - Open question

Hij is niet (bereiden) om dat te doen.
A
VD als BN
B
PVTT
C
PVVT
D
VD

Slide 28 - Quiz

Hij is niet (bereiden) om dat te doen.

Slide 29 - Open question

(Worden) je tuin deze
week nog onderhouden?
A
PVVT
B
PVTT
C
VD als BN
D
TD als BN

Slide 30 - Quiz

(Worden) je tuin deze
week nog onderhouden?

Slide 31 - Open question

Hij heeft last van een steeds (terugkomen) griepje.
A
PVTT
B
VD als BN
C
TD als BN
D
TD

Slide 32 - Quiz

Hij heeft last van een steeds (terugkomen) griepje.

Slide 33 - Open question