Les 5 - remmen! + herhaling

§4.5 Remmen!!
Lesplanning:
  1. Uitleg remweg en reactieafstand berekenen.
  2. Opgaven §4.5 maken
  3. Herhaling H4 a.d.h.v. klassikale opgaven
  4. Oefentoets maken
  5. Afsluiting
CP H4
volgende week

verslag
vrijdag 9 februari
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§4.5 Remmen!!
Lesplanning:
  1. Uitleg remweg en reactieafstand berekenen.
  2. Opgaven §4.5 maken
  3. Herhaling H4 a.d.h.v. klassikale opgaven
  4. Oefentoets maken
  5. Afsluiting
CP H4
volgende week

verslag
vrijdag 9 februari

Slide 1 - Slide

§4.5 Remmen!!
Aan het einde van deze paragraaf kan je...
  • aangeven welke factoren invloed hebben op de reactieafstand, remweg en stofafstand;
  • de reactieafstand, remweg en stopafstand berekenen;
  • de reactieafstand, remweg en stopafstand bepalen in een v,t-diagram.

Slide 2 - Slide

Remmen!!
Waarvan hangt het af of je
op tijd stil staat?

Slide 3 - Mind map

Remmen!!
  • Reactietijd
  • Reactieafstand
  • Remweg
  • Stopafstand

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

sreactie=vbegint
srem=21vbegintrem

Slide 6 - Slide

Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn stopafstand?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter

Slide 7 - Quiz

Bereken de stopafstand met gegevens uit de grafiek.
<----- reactie ----->
<-------------- remmen ------------->

Slide 8 - Slide


a) reactietijd =  ...... s

b) reactieafstand =  ...... m

c) stopafstand = ...... m

1,0
4,7
24
0,7
17
65
83

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

2x zo hard = 4x zo ver
srem=21vbegint

Slide 11 - Slide

Aan de slag
§4.5 opgave 46 t/m 50 en 52
Noteer de berekeningen in je schrift.
timer
20:00

Slide 12 - Slide

Herhaling H4

Slide 13 - Slide

Het symbool voor snelheid is ...
A
v
B
s
C
t
D
a

Slide 14 - Quiz

Het symbool voor tijd is ...
A
v
B
s
C
t
D
a

Slide 15 - Quiz

Het symbool voor afstand is ...
A
v
B
s
C
t
D
a

Slide 16 - Quiz

2 uur en 23 minuten = ... seconden
A
1500 s
B
8028 s
C
8580 s
D
9000 s

Slide 17 - Quiz

2 uur en 23 minuten = ... s
  • 2 h = 120 min
  • 120 + 23 = 143 min
  • 123 min = 8580 s

Slide 18 - Slide

Een sportauto legt op een circuit in
8 minuten en 20 seconden een afstand van 20,2 km af. Bereken de snelheid in km/uur?
A
100 km/h
B
145 km/h
C
148 km/h
D
166 km/h

Slide 19 - Quiz


Een sportauto legt op een circuit in 
8 minuten en 20 seconden een afstand van 20,2 km af. Bereken de snelheid in km/uur?

  • t = 8,333 min = 0,1389 h
  • s = 20,2 km
  • v = ... km/h

  • v = s / t
  • v = 20,2 / 0,1389 = 145 km/h

Slide 20 - Slide

Een fietser rijdt 22 minuten lang met een constante snelheid. De snelheidsmeter geeft aan dat de fietser 24 km/h rijdt. Bereken welke afstand de fietser heeft afgelegd.
A
1,1 km
B
3,6 km
C
5,28 km
D
8,8 km

Slide 21 - Quiz


Een fietser rijdt 22 minuten lang met een constante snelheid. De snelheidsmeter geeft aan dat de fietser 24 km/h rijdt. Bereken welke afstand de fietser heeft afgelegd.

  • v = 24 km/h 
  • t = 22 min = 0,3667 h

  • s (km) = v (km/h) * t (h)
  •  s = 24 * 0,3667 = 8,8 km

Slide 22 - Slide

Tom fietst in 11 minuten met een snelheid van 45 km/h. Welke afstand legt Tom af?
A
7,5
B
4,1
C
10
D
12

Slide 23 - Quiz

t = 11 minuten = 0,183 h
v = 45 km/h
s = ?
v(km/h)=t(h)s(km)
45=0,183s(km)
s=0,18345=8,3km

Slide 24 - Slide

De maximumsnelheid voor verkeer binnen de bebouwde kom is 50 km/h. Reken dit om naar m/s.
A
14 m/s
B
36 m/s
C
50 m/s
D
180 m/s

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide


Bereken de remweg met behulp van het (v,t)-diagram.
A
60 meter
B
80 meter
C
160 meter
D
220 meter

Slide 27 - Quiz


  • remtijd
      trem = 5,5 - 1,5 = 4 s 



  • srem = 1/2 * 40*4 
                  = 80 m
srem=21vbegintrem

Slide 28 - Slide


Voorbereiden 
toets





  • Oefentoets (classroom)
  • Oefentoets boek
  • Opgaven boek nogmaals maken. 
en/of
werken aan het PO.

Slide 29 - Slide


Oefentoets 
maken

  • In drie- of viertallen.
  • Verdeel de opgaven. 
  • Als iedereen klaar is met zijn/haar opgaven dan bespreek je de antwoorden als groep.
  • Noteer de antwoorden van de groep op een ruitjespapiertje.

Slide 30 - Slide


Oefentoets 
maken

Slide 31 - Slide

Schets de bijbehorende
s,t-diagrammen.

Slide 32 - Slide