This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling H4
Lesplanning:
Herhaling remmen!
Vragen over het huiswerk
Herhaling H4 a.d.h.v. klassikale opgaven
Oefentoets maken
Afsluiting
CP H4 volgende week
verslag
vrijdag 9 februari
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
sreactie=vbegin⋅t
srem=21⋅vbegin⋅trem
Slide 3 - Slide
Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn stopafstand?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter
Slide 4 - Quiz
Bereken de stopafstand met gegevens uit de grafiek.
<----- reactie ----->
<-------------- remmen ------------->
Slide 5 - Slide
a) reactietijd = ...... s
b) reactieafstand = ...... m
c) stopafstand = ...... m
1,0
4,7
24
0,7
17
65
83
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
2x zo hard = 4x zo ver
srem=21⋅vbegin⋅t
Slide 8 - Slide
Vragen over het huiswerk?
§4.5 opgave 46 t/m 50 en 52
Huiswerkcontrole.
Slide 9 - Slide
Herhaling H4
Slide 10 - Slide
Het symbool voor snelheid is ...
A
v
B
s
C
t
D
a
Slide 11 - Quiz
Het symbool voor tijd is ...
A
v
B
s
C
t
D
a
Slide 12 - Quiz
Het symbool voor afstand is ...
A
v
B
s
C
t
D
a
Slide 13 - Quiz
2 uur en 23 minuten = ... seconden
A
1500 s
B
8028 s
C
8580 s
D
9000 s
Slide 14 - Quiz
2 uur en 23 minuten = ... s
2 h = 120 min
120 + 23 = 143 min
123 min = 8580 s
Slide 15 - Slide
Een sportauto legt op een circuit in 8 minuten en 20 seconden een afstand van 20,2 km af. Bereken de snelheid in km/uur?
A
100 km/h
B
145 km/h
C
148 km/h
D
166 km/h
Slide 16 - Quiz
Een sportauto legt op een circuit in
8 minuten en 20 seconden een afstand van 20,2 km af. Bereken de snelheid in km/uur?
t = 8,333 min = 0,1389 h
s = 20,2 km
v = ... km/h
v = s / t
v = 20,2 / 0,1389 = 145 km/h
Slide 17 - Slide
Een fietser rijdt 22 minuten lang met een constante snelheid. De snelheidsmeter geeft aan dat de fietser 24 km/h rijdt. Bereken welke afstand de fietser heeft afgelegd.
A
1,1 km
B
3,6 km
C
5,28 km
D
8,8 km
Slide 18 - Quiz
Een fietser rijdt 22 minuten lang met een constante snelheid. De snelheidsmeter geeft aan dat de fietser 24 km/h rijdt. Bereken welke afstand de fietser heeft afgelegd.
v = 24 km/h
t = 22 min = 0,3667 h
s (km) = v (km/h) * t (h)
s = 24 * 0,3667 = 8,8 km
Slide 19 - Slide
Tom fietst in 11 minuten met een snelheid van 45 km/h. Welke afstand legt Tom af?
A
7,5
B
4,1
C
10
D
12
Slide 20 - Quiz
t = 11 minuten = 0,183 h
v = 45 km/h
s = ?
v(km/h)=t(h)s(km)
45=0,183s(km)
s=0,183⋅45=8,3km
Slide 21 - Slide
De maximumsnelheid voor verkeer binnen de bebouwde kom is 50 km/h. Reken dit om naar m/s.
A
14 m/s
B
36 m/s
C
50 m/s
D
180 m/s
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Bereken de remweg met behulp van het (v,t)-diagram.
A
60 meter
B
80 meter
C
160 meter
D
220 meter
Slide 24 - Quiz
remtijd trem = 5,5 - 1,5 = 4 s
srem = 1/2 * 40*4 = 80 m
srem=21⋅vbegin⋅trem
Slide 25 - Slide
Voorbereiden
toets
Oefentoets (classroom)
Oefentoets boek
Opgaven boek nogmaals maken.
en/of
werken aan het PO.
Slide 26 - Slide
Oefentoets
maken
In drie- of viertallen.
Verdeel de opgaven.
Als iedereen klaar is met zijn/haar opgaven dan bespreek je de antwoorden als groep.
Noteer de antwoorden van de groep op een ruitjespapiertje.