Onderwijs ontwerpen vakdidactiek hoofdfase A week 3.1

ONDERWIJS ONTWERPEN VAKDIDACTIEK HOOFDFASE A
Week 3.1

  • Introductie
  • Formatieve opdracht
  • Vervolg introductie
  • Aan de slag!
1 / 49
next
Slide 1: Slide
VakdidactiekHBOStudiejaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ONDERWIJS ONTWERPEN VAKDIDACTIEK HOOFDFASE A
Week 3.1

  • Introductie
  • Formatieve opdracht
  • Vervolg introductie
  • Aan de slag!

Slide 1 - Slide

Onderwijs ontwerpen: vakdidactiek hoofdfase A
Introductie
  • P3 en P4 : 
  1. Ma t/m wo stage (vanaf na de vakantie 12 weken)
  2. donderdag Frans/Duits
  3. vrijdag om de week Pedagogiek en elke week Vakdidactiek -> donderdag week 3.2 en week 3.7?
  • Vakdidactiek: 5 EC, Pedagogiek: 5 EC, Stage: 10 EC 

Slide 2 - Slide

Vakdidactiek hoofdfase A: wat gaan we doen?
De reader: 
  • Het thema
  • De leeruitkomsten
  • De werkvorm

Slide 3 - Slide

De DBE-cyclus
sorteren

Slide 4 - Slide

Kortom:
  • 3 lessen
  • In tweetallen
  • Waarvan je er elk 2 geeft
  • Waarvan je een verbeterde versie maakt
  • Géén onderzoek: onderzoekende houding
  • Niet druk maken over wat wel of niet goed is: het gaat om je ontwikkeling 
  • verdieping vakdidactiek, verbreding motiverende didactiek
Hoe laat jij leerlingen met motivatie Duits of Frans leren? 
Richting een gemotiveerde klas

Slide 5 - Slide

Welke kennis heb je nog van vakdidactiek jaar 1 ?

Slide 6 - Mind map

Ga in lessonup naar code invoeren
Klascode WUPDX
Registreren

Slide 7 - Slide

Wat weten we nog?
W Maak de formatieve toets (35 vragen) op de volgende slides
H In tweetallen. Zoek een rustige plek op, dicht in de buurt
H Internet, Powerpoints van vakdidactiek jaar 1 op BB
T Neem de tijd om goed antwoord te geven
U Je hebt inzicht in wat je nog van de basis weet en wat je         opnieuw moet bestuderen
K Lees de reader van Vakdidactiek hoofdfase A goed door

Slide 8 - Slide

Wat betekent I+1 (interlanguage +1)?

Slide 9 - Open question

De fases van Neuner. Verbind de beschrijvingen met de juiste fases
A
B
C
D
Aanbieden/receptief
Aanleren/reproductie
toepassen/geleide productie
Transfer/vrije productie

Slide 10 - Drag question

Bij welke fase van Neuner hoort deze afbeelding?
A
A
B
b
C
c
D
d

Slide 11 - Quiz

Bij welke fase van Neuner hoort deze oefening?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 12 - Quiz

Bij welke fase van Neuner hoort deze oefening?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quiz

Bij welke fase van Neuner hoort deze oefening?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 14 - Quiz

Wat is het nut van de fases van Neuner?

Slide 15 - Open question

Waarom is de information gap zo belangrijk voor een goede oefening gespreksvaardigheid?

Slide 16 - Open question

Strategieën bij gespreksvaardigheid: compenserende productiestrategie of gespreksregulering?
compenserende productiestrategie
gespreksregulering
een overkoepelend begrip gebruiken ('fruit' voor 'orange' als je het woord orange niet meer weet)
fysieke eigenschappen van een object zoals kleur, formaat gebruiken (Es ist rund, und gelb...)
aangeven in het Frans dat je het niet begrijpt
In het Duits om herhaling vragen

Slide 17 - Drag question

Leesvaardigheid. Verbind de beschrijvingen met de termen
wat voor tekstsoort is het?
waar gaat de tekst over?
lezer zoekt hobby's in een tekst
de tekst van A tot Z lezen
selectief lezen
globaal lezen
oriënterend lezen
gedetailleerd lezen

Slide 18 - Drag question

Begin bij lezen nooit met het behandelen van onbekende woorden, maar bij luisteren juist wél.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Stel voorafgaand aan het lezen altijd stuurvragen gericht op strategie. Deze helpen de leerlingen toegang tot een tekst te krijgen
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Zorg ervoor dat leerlingen de plaatjes, koppen, (onder)titel(s) bij de tekst zo efficiënt mogelijk gebruiken
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Laat leerlingen de tekst altijd van boven naar beneden in zijn geheel doorlezen
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Kies leesopdrachten die passen bij de tekst: vragen over globaal begrip bij functionele teksten en detailvragen bij informatieve teksten
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Vraag nooit om detailbegrip voordat de grote lijnen door de leerlingen begrepen zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Laat leerlingen direct een (online) woordenboek gebruiken bij het lezen van een tekst, zodat ze een tekst gauw begrijpen
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Laat doorlezen. Sta niet stil bij (laagfrequente) onbekende woorden die niet belangrijk zijn voor het begrip van de tekst
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Train het lezen van een tekst in meerdere leesrondes

A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Geef zo veel mogelijk leesoefeningen waarbij leerlingen antwoorden moeten invullen op controlevragen over de inhoud van de tekst
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Bij lezen is het belangrijk om als docent zoveel mogelijk strategievragen te stellen. Gaat het hier om een strategievraag of om een controlevraag?

"Lijkt het woord op een woord uit een andere taal?"
A
strategievraag
B
controlevraag

Slide 29 - Quiz

Bij lezen is het belangrijk om als docent zoveel mogelijk strategievragen te stellen. Gaat het hier om een strategievraag of om een controlevraag?

"Trek een lijntje tussen het alineanummer en het onderwerp:
I bergboarden
II rotsduiken
III paalvliegeren"
A
strategievraag
B
controlevraag

Slide 30 - Quiz

Bij lezen is het belangrijk om als docent zoveel mogelijk strategievragen te stellen. Gaat het hier om een strategievraag of om een controlevraag?

"Hoe laat staat Jorg 's ochtends op?"
A
strategievraag
B
controlevraag

Slide 31 - Quiz

Bij lezen is het belangrijk om als docent zoveel mogelijk strategievragen te stellen. Gaat het hier om een strategievraag of om een controlevraag?

"Waar en wanneer speelt het verhaal zich af?"
A
strategievraag
B
controlevraag

Slide 32 - Quiz

Bij lezen is het belangrijk om als docent zoveel mogelijk strategievragen te stellen. Gaat het hier om een strategievraag of om een controlevraag?

"Omcirkel in de tekst de woorden die je kent"
A
strategievraag
B
controlevraag

Slide 33 - Quiz

Luistervaardigheid. Verbind de termen met de juiste beschrijvingen
Globaal luisteren
selectief luisteren
gedetailleerd luisteren
extensief luisteren
versta-
vaardigheid
Wie-wat-waarvraag
hoeveel jaar is Marie?
omcirkel de zinnen die je hoort
leerlingen naar een film met ondertiteling laten kijken
luister naar het fragment en noteer na afloop welke tennisser gewonnen heeft

Slide 34 - Drag question

Noem 3 manieren waarop je als docent in je didactiek luisterstress kunt voorkomen bij je leerlingen

Slide 35 - Open question

Match de ingrediënten van een goede luisterles volgens de opbouw vooraf, tijdens en na afloop van het luisteren
voor
tijdens
na
Onderwerp aangeven en voorkennis activeren
Lengte van het luisterfragment aangeven
Titel en belangrijkste woorden bespreken
Tekstsoort/soort luisterfragment vaststellen
Talige hulpmiddelen (woordveld, uitdrukkingen) aanbieden
Voorspellingen doen
Meerdere luisterrondes: eén ronde is examineren, twee rondes is trainen
Vraag stellen voordat lln gaan luisteren en/of kijken naar het betreffende stukje waar het antwoord in voorkomt
Wie-wat-waar-wanneer-vragen laten beantwoorden
Pauze na ieder antwoord
Leerlingen laten controleren of hun voorspelling klopt
Nieuwe receptieve kennis hergebruiken voor productief gebruik

Slide 36 - Drag question

Wat is belangrijk bij het aanbieden van vocabulaire/idioom? Noem 4 dingen

Slide 37 - Open question

Wat is het doel van de schijf van vijf van Gerard Westhoff?

Slide 38 - Open question

Geef van elke taartpunt een voorbeeld.
Bijvoorbeeld:
Input = de docent die Frans en Duits spreekt in de klas.

Slide 39 - Open question

Bien fait! Gut gemacht!
Tijd om de balans op te maken. Noteer voor jezelf:
  • De onderwerpen die je beheerst
  • De onderwerpen die je opnieuw moet bestuderen
  • Noteer in welke hoofdstukken van MVT in de onderbouw je de informatie kunt vinden 

Slide 40 - Slide

Wat is motivatie?
Wat beïnvloedt motivatie?

Slide 41 - Mind map

Tweetallen maken

Slide 42 - Slide

Denk groot!
Hoe zouden je ideale les(sen) Frans of Duits eruit zien waarin je leerlingen motiveert?

W Zet een concreet idee op papier voor een lesactiviteit. Gebruik daarbij de vragen achter 'Onderzoek de vraag' (DBE-cyclus pagina 5 reader).
H In tweetallen, in een gedeeld document (op papier of digitaal) dat je kunt presenteren.
H Je eigen verbeeldingskracht (!)
T 15 minuten
U Je inspireert elkaar in het vormgeven van motiverende didactiek
K Bereid een pitch van 1 minuut voor waarin jullie je ideeën presenteren en antwoorden geven op de vragen op pagina 5

Slide 43 - Slide

Hoe kun je motivatie zien bij leerlingen?

Slide 44 - Mind map

Hoe kun je motivatie zien bij leerlingen 
(in een online les)?
  • Overleg in tweetallen
  • Open het gedeelde document
  • Denk in overleg na over bovenstaande vraag
  • Noteer vijf concrete te observeren gedragingen van leerlingen waarin je motivatie zou kunnen herkennen
  • 10 minuten 
Concreet en te observeren: 
  • Als een leerling een vraag stelt,
  • Er is veel spontane interactie tussen docent en leerlingen
Niet concreet genoeg:
  • De groep is enthousiast


Slide 45 - Slide

De eerste succescriteria voor motivatie in de klas
Expertvorm

Eerste en laatste pagina, 4.4 en 4.5 : iedereen
4.1 :
4.2.1 :
4.2.2 :
4.2.3 :
4.2.4 :


  • Open het gedeelde document
  • Lees de tekst 
  • Noteer de belangrijkste punten in je eigen woorden 
  • Noteer succescriteria voor motivatie
  • Presenteer ze bij terugkomst aan de groep.
  • 10 minuten

Slide 46 - Slide

Exit-ticket

Wat heb je geleerd?
Wat wil je nog leren?

Hoe ga je de komende twee weken met dit vak verder?

Slide 47 - Slide

Welke vraag wil je de volgende keer beantwoord wilt hebben?

Slide 48 - Open question

Exit-ticket
Hoe ga je de komende twee weken met dit vak verder?


Leesopdracht: noteer al lezend succescriteria voor een motiverende les/goede les (want een goede les is motiverend) taalvaardigheid. 
Succescriteria zijn de entreeticket voor de volgende les 

Slide 49 - Slide